Melden is de professionele norm:

  • in gevallen van acute en/of structurele onveiligheid

  • in niet-acuut en/of niet-structureel onveilige situaties waarin de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, onvoldoende effectieve zorg kan bieden of organiseren.

  • als de arts die hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld, constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.

De afwegingen 3-5 worden vervolgens samen met Veilig Thuis doorlopen.

Na afweging 2, 3, 4 en 5: Melden bij Veilig Thuis zo mogelijk informeren en toestemming betrokkenen.

MELDEN BIJ VEILIG THUIS

Leidt de hulp tot (herstel) van veiligheid?

5. Resultaat

Aanvaarden betrokkenen de voorgestelde hulp?

4. Acceptatie

Ben ik, als arts, in staat effectieve hulp te bieden of te organiseren?

3. Hulp

Is er sprake van acute en/of structurele onveiligheid?

2. Veiligheid

Heb ik een vermoeden van (dreiging van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?

1. Vermoeden

27 Sombroek-van Doorm M.P., Conway, D.M.A. Hoe betekenisvol is het participatierecht van het kind in de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2018)?, Tijdschrift voor Jeugdrecht, 2019, aflevering 3.

28 Zie hiervoor o.a. Modelrichtlijn voor hulpverleners over informatie en toestemming bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt en het Stappenplan bij beoordeling van wilsbekwaamheid, bijlage 8 resp. 9 van: Implementatie van de WGBO. Van wet naar praktijk. deel 2, Informatie en toestemming (KNMG, 2004).

In stap 5 van het stappenplan past u het zogenoemde afwegingskader toe. Aan de hand van vijf afwegingsvragen binnen dat kader beslist u om al dan niet te melden en/of hulp te verlenen. In onderstaand stroomdiagram is het afwegingskader grafisch weergegeven.

Stap 5: Grafische weergave van het afwegingskader

Toelichting op afwegingsvraag 1
In afwegingsvraag 1 stelt u vast of u na het doorlopen van stap 1 tot en met 4 nog steeds een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld heeft. Is dit weggenomen, dan sluit u de meldcode af en noteert u de overwegingen die tot deze conclusie hebben geleid in het dossier.

 Het kan voorkomen dat u wel zorgen heeft, maar dat deze zorgen geen (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld betreffen. Te denken valt bijvoorbeeld aan pedagogische onmacht van ouders zonder dreiging voor de veiligheid van het kind, of overbelasting van een mantelzorger zonder dreiging voor de veiligheid van een volwassene. Ook dan sluit u de meldcode af en noteert u deze conclusie in het dossier. Ook organiseert u zo nodig hulp. Als op basis van stap 1 tot en met 4 het vermoeden niet is weggenomen, stelt u de tweede afwegingsvraag.

Zo nee, sluit de meldcode af en leg dit vast in het dossier van de patiënt. Organiseer zo nodig hulp.

Heb ik op basis van stap 1 tot en met 4 van het stappenplan nog steeds een vermoeden van (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?
Afweging 1: vermoeden

Professionele norm 1:
In gevallen van acute en/of structurele onveiligheid is het melden van vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm.

Terughoudendheid bij melden van volwassenengeweld
Is er sprake van volwassenengeweld én weigert het volwassen slachtoffer weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Dan zet u de melding alleen door indien en voor zover dat noodzakelijk is om ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood af te wenden. U betracht dus meer terughoudendheid bij een weloverwogen en in vrijheid geuite weigering van het slachtoffer. U doet dan alleen een melding als hulp dit ernstige gevaar op geen enkele wijze kan afwenden.

In de weging telt de mate van lichamelijke of psychische (zorg)afhankelijkheid en kwetsbaarheid van het volwassen slachtoffer uitdrukkelijk mee. Wordt de weigering van het slachtoffer te zeer ingegeven door de afhankelijkheidsrelatie met de pleger, bijvoorbeeld door bovenmatige beïnvloeding of uit angst voor repercussies, dan is er géén sprake van een weloverwogen en in vrijheid geuite weigering. U kunt dan melden volgens de professionele normen en afwegingsvragen uit dit afwegingskader. Is het slachtoffer wilsonbekwaam ter zake van het doen van een melding, dan moet u de vertegenwoordiger vragen om een reactie op uw voornemen een melding te doen.

Toelichting op afwegingsvraag 2
Bij afwegingsvraag 2 schat u de aard en de ernst van de (dreigende) kindermishandeling en/of het huiselijk geweld in. Het is de bedoeling dat ernstige acuut en/of structureel onveilige situaties worden gemeld bij VT. Met deze melding kan VT vroegere, actuele, maar ook eventuele toekomstige meldingen van (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld combineren. Als u na de melding (ook) zelf hulp kunt bieden, overlegt u vervolgens met VT over de vervolgstappen en de verdeling van verantwoordelijkheden.

Zo ja, doe een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij de melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Doe dan alleen een melding als er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

Afweging 2 sluit aan bij professionele norm 1:

Schat ik op basis van stap 1 tot en met 4 van het stappenplan in dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid? Zie voor definities en voorbeelden van acute en structurele onveiligheid bijlage 5 en 6.
Afweging 2: veiligheid

Professionele norm 2:
Bij niet-acuut en/of niet-structureel onveilige situaties is het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm als de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of organiseren.

Wanneer is er sprake van effectieve hulp?
Bij effectieve hulp rond kindermishandeling en huiselijk geweld zijn veiligheid en herstel de hoofddoelen, ook wanneer u als arts betrokken bent bij de aanpak van een deelprobleem. Goede hulp is gericht op alle leden van een (gezins)systeem: minderjarigen, volwassenen, pleger(s) en slachtoffer(s). Er wordt met al deze personen effectief samengewerkt bij het maken, uitvoeren, monitoren en evalueren van veiligheids- en hulpplannen. Daarbij is er sprake van multidisciplinaire samenwerking, waarbinnen mogelijkheden bestaan voor (het organiseren en monitoren van) gespecialiseerde hulp en waarbij samenwerkingsafspraken zijn gemaakt over casusregie.

Samenvattend is er sprake van effectieve hulp als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • Er is voldoende zicht op de (on)veiligheid.

  • Er is voldoende zicht op onveilige gebeurtenissen in het verleden (waaronder eerdere meldingen).

  • Alle betrokken beroepskrachten hebben de focus op het stoppen van het geweld en een (duurzaam) herstel van de veiligheid. Er wordt gewerkt aan het herstel van de directe veiligheid en aan het wegnemen van de oorzaken van het geweld.

  • De hulp is gericht op het versterken van de veerkracht, op herstel van de schade die is veroorzaakt door (de dreiging van) huiselijk geweld en/of kindermishandeling bij de betrokkene(n), en op het voorkomen van schade op de lange termijn.

  • Er is sprake van een gezamenlijke analyse en een gezamenlijk plan met doelen en evaluatiemomenten van de beroepskrachten. Dit plan is op maat gemaakt met alle betrokken personen binnen het gezin of het huishouden, waarbij de doelen van begeleiding en/of hulpverlening helder zijn gesteld.

  • Als er meerdere beroepskrachten betrokken zijn, zijn er afspraken over de samenwerking en casusregie op de veiligheid en over multidisciplinaire hulpverlening.

Toelichting op afwegingsvraag 3
Bij afwegingsvraag 3 staan uw eigen mogelijkheden en die van uw organisatie en/of uw samenwerkingspartners centraal. Of u een melding moet doen, hangt af van de vraag of u voldoende in staat bent om hulp te bieden of te organiseren om de (vermoedelijke) kindermishandeling en/of het huiselijk geweld te stoppen. Dit is niet het geval als u vanwege de aard van uw professie en binnen de (samenwerkings)mogelijkheden van uw organisatie:

  • onvoldoende mogelijkheden heeft om u een actueel beeld van de veiligheid te vormen; en/of

  • onvoldoende zicht kan krijgen of houden op de feiten die ten grondslag liggen aan de mogelijk geconstateerde onveiligheid; en/of

  • onvoldoende mogelijkheden heeft om passende en samenhangende hulp te bieden of te organiseren, met veiligheid als resultaat.

Afweging 3 sluit aan bij professionele norm 2:

Zo nee, doe een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij uw melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Doe dan alleen een melding indien en voor zover er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

Ben ik in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en te monitoren?
Afweging 3: hulp

Professionele norm 3:
Biedt of organiseert de arts hulp om de betrokkene(n) te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld en constateert hij vervolgens dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt? Dan is het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm.

Toelichting op afwegingsvraag 4
Bij afwegingsvraag 4 draait het om de wensen en mogelijkheden van de betrokkenen om hulp te aanvaarden. Het gaat erom dat de betrokkenen, en ook het (bredere) netwerk van (informele) steunfiguren, bereid en in staat zijn om de voorgestelde hulp constructief aan te gaan.

 De vierde afwegingsvraag leidt tot een melding als de betrokkenen de hulp niet accepteren. Daarbij gaat het om situaties waarin hulpverleners hulp bieden bij zorgen over onveiligheid én waarin:

  • de betrokkenen deze hulp afhouden; en/of

  • de inzet van de betrokkenen en het steunsysteem onvoldoende (in beeld) is.

 Vaak is bij aanvang van de hulpverlening niet helemaal duidelijk hoezeer de betrokkenen bereid en in staat zijn om zich voor deze hulp in te zetten. De redenen om de hulp te aanvaarden kunnen divers zijn. De motivatie kan vooral intrinsiek of extrinsiek van aard zijn. Ook de mogelijkheden van de betrokkenen en hun netwerk verschillen. Door direct en in samenwerking met de betrokkenen en de ketenpartners veiligheids- en hulpverleningsafspraken te maken, wordt vaak duidelijk wat de bereidheid en de mogelijkheden van de betrokkenen zijn.

Afweging 4 sluit aan bij professionele norm 3:

Zo nee, doe een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij de melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Doe dan alleen een melding als er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

Aanvaarden de betrokkenen hulp om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en zijn zij bereid en in staat om zich hiervoor in te zetten?
Afweging 4: acceptatie

Professionele norm 3:
Biedt of organiseert de arts hulp om de betrokkene(n) te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld en constateert hij vervolgens dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt? Dan is het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm.

Melding bij Veilig Thuis
Is er sprake van een acuut of structureel onveilige situatie, dan is het van belang dat u – na het doen van een melding bij VT – in de eerste plaats duidelijk met VT afspreekt:

  • welke resultaten ten aanzien van de veiligheid behaald moeten zijn; en

  • binnen welke termijn (in dagen, weken of maanden) dat moet gebeuren.

VT zal bij iedere melding op passende wijze, bij voorkeur schriftelijk, aan u terugkoppelen wat er met de melding is/wordt gedaan. Zo bent u op de hoogte en kunt u hier aantekening van maken in het dossier van de patiënt. Wanneer VT overweegt om geen onderzoek of andere interventies in te stellen, wordt u daarover ook geïnformeerd. Meent u dat bemoeienis van VT toch nodig is, dan kunt u dat gemotiveerd aan VT aangeven. Daarbij valt te denken aan een veiligheidstaxatie en veiligheidsafspraken, en aan het organiseren van vervolghulp. Uitgangspunt is om tot een gezamenlijk gedragen besluit te komen over het noodzakelijke vervolg op een melding.

Toelichting op afwegingsvraag 5
Bij afwegingsvraag 5 staan de effecten van de geboden hulp centraal. Voorwaarde voor het organiseren van hulp is dat afgesproken is wie de verantwoordelijkheid op zich neemt om de effecten van de hulp te monitoren. De beantwoording van deze afwegingsvraag leidt tot een melding bij VT als u vaststelt dat de hulp onvoldoende resultaat oplevert: de onveiligheid (of het risico daarop) duurt voort, de onveiligheid herhaalt zich of de hulp stagneert. Daarbij gaat het om situaties waarin hulpverleners hulp bieden bij zorgen over onveiligheid én:

  • deze hulp binnen de gewenste termijn niet leidt tot de noodzakelijke resultaten ten aanzien van de veiligheid en het welzijn van het slachtoffer; en/of

  • de problematiek ernstiger of groter blijkt dan verwacht; en/of

  • de uitvoering van het veiligheids- en/of hulpverleningsplan is vastgelopen.

 Om deze laatste afwegingsvraag zorgvuldig te beantwoorden is het nodig dat binnen de hulpverlening die u biedt, duidelijke afspraken zijn gemaakt met de betrokkene(n) uit het (gezins)systeem en met andere betrokken hulpverleners. In die afspraken moet zijn vastgelegd:

  • aan welke doelen en resultaten wordt gewerkt;

  • binnen welke termijn die doelen en resultaten bereikt moeten zijn;

  • hoe en door wie wordt vastgesteld of de gewenste veiligheid voldoende is bereikt;

  • hoe en door wie de veiligheid gemonitord wordt en gedurende welke periode.

Zo nee, doe (opnieuw) een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij uw melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor een melding? Doe dan alleen een melding als er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood. Maak met de betrokkene(n) en samenwerkingspartners afspraken over het volgen van toekomstige (on)veiligheid.

Afweging 5 sluit aan bij professionele norm 3:

Leidt de hulp binnen aanvaardbare of afgesproken tijd tot (herstel van) duurzame veiligheid en/of (herstel van) welzijn van de betrokkene(n)?
Afweging 5: resultaat

27 Sombroek-van Doorm M.P., Conway, D.M.A. Hoe betekenisvol is het participatierecht van het kind in de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2018)?, Tijdschrift voor Jeugdrecht, 2019, aflevering 3.

28 Zie hiervoor o.a. Modelrichtlijn voor hulpverleners over informatie en toestemming bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt en het Stappenplan bij beoordeling van wilsbekwaamheid, bijlage 8 resp. 9 van: Implementatie van de WGBO. Van wet naar praktijk. deel 2, Informatie en toestemming (KNMG, 2004).

JA

NEE

Afspraken over het volgen van toekomstige (on)veiligheid met betrokkenen

Leidt de hulp tot (herstel) van veiligheid?

5. Resultaat

Aanvaarden betrokkenen de voorgestelde hulp?

4. Acceptatie

NEE

Ben ik, als arts, in staat effectieve hulp te bieden of te organiseren?

3. Hulp

JA

Melden is de professionele norm:

1. in gevallen van acute en/of structurele onveiligheid

2. in niet-acuut en/of niet-structureel onveilige situaties waarin de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, onvoldoende effectieve zorg kan bieden of organiseren.

3. als de arts die hulp biedt of organiseert om betrokkenen te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld, constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.

De afwegingen 3-5 worden vervolgens samen met Veilig Thuis doorlopen.

Na afweging 2, 3, 4 en 5: Melden bij Veilig Thuis zo mogelijk informeren en toestemming betrokkenen.

MELDEN BIJ VEILIG THUIS

JA

Is er sprake van acute en/of structurele onveiligheid?

2. Veiligheid

Afsluiten en vastleggen in dossier

NEE

Heb ik een vermoeden van (dreiging van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?

1. Vermoeden

NEE

NEE

JA

In stap 5 van het stappenplan past u het zogenoemde afwegingskader toe. Aan de hand van vijf afwegingsvragen binnen dat kader beslist u om al dan niet te melden en/of hulp te verlenen. In onderstaand stroomdiagram is het afwegingskader grafisch weergegeven.

Stap 5: Grafische weergave van het afwegingskader

JA

Afweging 1: vermoeden

Toelichting op afwegingsvraag 1
In afwegingsvraag 1 stelt u vast of u na het doorlopen van stap 1 tot en met 4 nog steeds een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld heeft. Is dit weggenomen, dan sluit u de meldcode af en noteert u de overwegingen die tot deze conclusie hebben geleid in het dossier.

 Het kan voorkomen dat u wel zorgen heeft, maar dat deze zorgen geen (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld betreffen. Te denken valt bijvoorbeeld aan pedagogische onmacht van ouders zonder dreiging voor de veiligheid van het kind, of overbelasting van een mantelzorger zonder dreiging voor de veiligheid van een volwassene. Ook dan sluit u de meldcode af en noteert u deze conclusie in het dossier. Ook organiseert u zo nodig hulp. Als op basis van stap 1 tot en met 4 het vermoeden niet is weggenomen, stelt u de tweede afwegingsvraag.

Zo nee, sluit de meldcode af en leg dit vast in het dossier van de patiënt. Organiseer zo nodig hulp.

Heb ik op basis van stap 1 tot en met 4 van het stappenplan nog steeds een vermoeden van (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?

Terughoudendheid bij melden van volwassenengeweld
Is er sprake van volwassenengeweld én weigert het volwassen slachtoffer weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Dan zet u de melding alleen door indien en voor zover dat noodzakelijk is om ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood af te wenden. U betracht dus meer terughoudendheid bij een weloverwogen en in vrijheid geuite weigering van het slachtoffer. U doet dan alleen een melding als hulp dit ernstige gevaar op geen enkele wijze kan afwenden.

In de weging telt de mate van lichamelijke of psychische (zorg)afhankelijkheid en kwetsbaarheid van het volwassen slachtoffer uitdrukkelijk mee. Wordt de weigering van het slachtoffer te zeer ingegeven door de afhankelijkheidsrelatie met de pleger, bijvoorbeeld door bovenmatige beïnvloeding of uit angst voor repercussies, dan is er géén sprake van een weloverwogen en in vrijheid geuite weigering. U kunt dan melden volgens de professionele normen en afwegingsvragen uit dit afwegingskader. Is het slachtoffer wilsonbekwaam ter zake van het doen van een melding, dan moet u de vertegenwoordiger vragen om een reactie op uw voornemen een melding te doen.

Toelichting op afwegingsvraag 2
Bij afwegingsvraag 2 schat u de aard en de ernst van de (dreigende) kindermishandeling en/of het huiselijk geweld in. Het is de bedoeling dat ernstige acuut en/of structureel onveilige situaties worden gemeld bij VT. Met deze melding kan VT vroegere, actuele, maar ook eventuele toekomstige meldingen van (vermoedens van) kindermishandeling en huiselijk geweld combineren. Als u na de melding (ook) zelf hulp kunt bieden, overlegt u vervolgens met VT over de vervolgstappen en de verdeling van verantwoordelijkheden.

Professionele norm 1:
In gevallen van acute en/of structurele onveiligheid is het melden van vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm.

Zo ja, doe een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij de melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Doe dan alleen een melding als er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

Afweging 2 sluit aan bij professionele norm 1:

Schat ik op basis van stap 1 tot en met 4 van het stappenplan in dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid? Zie voor definities en voorbeelden van acute en structurele onveiligheid bijlage 5 en 6.
Afweging 2: veiligheid

Wanneer is er sprake van effectieve hulp?
Bij effectieve hulp rond kindermishandeling en huiselijk geweld zijn veiligheid en herstel de hoofddoelen, ook wanneer u als arts betrokken bent bij de aanpak van een deelprobleem. Goede hulp is gericht op alle leden van een (gezins)systeem: minderjarigen, volwassenen, pleger(s) en slachtoffer(s). Er wordt met al deze personen effectief samengewerkt bij het maken, uitvoeren, monitoren en evalueren van veiligheids- en hulpplannen. Daarbij is er sprake van multidisciplinaire samenwerking, waarbinnen mogelijkheden bestaan voor (het organiseren en monitoren van) gespecialiseerde hulp en waarbij samenwerkingsafspraken zijn gemaakt over casusregie.

Samenvattend is er sprake van effectieve hulp als voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • Er is voldoende zicht op de (on)veiligheid.

  • Er is voldoende zicht op onveilige gebeurtenissen in het verleden (waaronder eerdere meldingen).

  • Alle betrokken beroepskrachten hebben de focus op het stoppen van het geweld en een (duurzaam) herstel van de veiligheid. Er wordt gewerkt aan het herstel van de directe veiligheid en aan het wegnemen van de oorzaken van het geweld.

  • De hulp is gericht op het versterken van de veerkracht, op herstel van de schade die is veroorzaakt door (de dreiging van) huiselijk geweld en/of kindermishandeling bij de betrokkene(n), en op het voorkomen van schade op de lange termijn.

  • Er is sprake van een gezamenlijke analyse en een gezamenlijk plan met doelen en evaluatiemomenten van de beroepskrachten. Dit plan is op maat gemaakt met alle betrokken personen binnen het gezin of het huishouden, waarbij de doelen van begeleiding en/of hulpverlening helder zijn gesteld.

  • Als er meerdere beroepskrachten betrokken zijn, zijn er afspraken over de samenwerking en casusregie op de veiligheid en over multidisciplinaire hulpverlening.

Toelichting op afwegingsvraag 3
Bij afwegingsvraag 3 staan uw eigen mogelijkheden en die van uw organisatie en/of uw samenwerkingspartners centraal. Of u een melding moet doen, hangt af van de vraag of u voldoende in staat bent om hulp te bieden of te organiseren om de (vermoedelijke) kindermishandeling en/of het huiselijk geweld te stoppen. Dit is niet het geval als u vanwege de aard van uw professie en binnen de (samenwerkings)mogelijkheden van uw organisatie:

  • onvoldoende mogelijkheden heeft om u een actueel beeld van de veiligheid te vormen; en/of

  • onvoldoende zicht kan krijgen of houden op de feiten die ten grondslag liggen aan de mogelijk geconstateerde onveiligheid; en/of

  • onvoldoende mogelijkheden heeft om passende en samenhangende hulp te bieden of te organiseren, met veiligheid als resultaat.

Professionele norm 2:
Bij niet-acuut en/of niet-structureel onveilige situaties is het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm als de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of organiseren.

Afweging 3 sluit aan bij professionele norm 2:

Zo nee, doe een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij uw melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Doe dan alleen een melding indien en voor zover er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

Ben ik in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en te monitoren?
Afweging 3: hulp

Toelichting op afwegingsvraag 4
Bij afwegingsvraag 4 draait het om de wensen en mogelijkheden van de betrokkenen om hulp te aanvaarden. Het gaat erom dat de betrokkenen, en ook het (bredere) netwerk van (informele) steunfiguren, bereid en in staat zijn om de voorgestelde hulp constructief aan te gaan.

 De vierde afwegingsvraag leidt tot een melding als de betrokkenen de hulp niet accepteren. Daarbij gaat het om situaties waarin hulpverleners hulp bieden bij zorgen over onveiligheid én waarin:

  • de betrokkenen deze hulp afhouden; en/of

  • de inzet van de betrokkenen en het steunsysteem onvoldoende (in beeld) is.

 Vaak is bij aanvang van de hulpverlening niet helemaal duidelijk hoezeer de betrokkenen bereid en in staat zijn om zich voor deze hulp in te zetten. De redenen om de hulp te aanvaarden kunnen divers zijn. De motivatie kan vooral intrinsiek of extrinsiek van aard zijn. Ook de mogelijkheden van de betrokkenen en hun netwerk verschillen. Door direct en in samenwerking met de betrokkenen en de ketenpartners veiligheids- en hulpverleningsafspraken te maken, wordt vaak duidelijk wat de bereidheid en de mogelijkheden van de betrokkenen zijn.

Professionele norm 3:
Biedt of organiseert de arts hulp om de betrokkene(n) te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld en constateert hij vervolgens dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt? Dan is het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm.

Afweging 4 sluit aan bij professionele norm 3:

Zo nee, doe een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij de melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor de melding? Doe dan alleen een melding als er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.

Aanvaarden de betrokkenen hulp om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en zijn zij bereid en in staat om zich hiervoor in te zetten?
Afweging 4: acceptatie

Melding bij Veilig Thuis
Is er sprake van een acuut of structureel onveilige situatie, dan is het van belang dat u – na het doen van een melding bij VT – in de eerste plaats duidelijk met VT afspreekt:

  • welke resultaten ten aanzien van de veiligheid behaald moeten zijn; en

  • binnen welke termijn (in dagen, weken of maanden) dat moet gebeuren.

VT zal bij iedere melding op passende wijze, bij voorkeur schriftelijk, aan u terugkoppelen wat er met de melding is/wordt gedaan. Zo bent u op de hoogte en kunt u hier aantekening van maken in het dossier van de patiënt. Wanneer VT overweegt om geen onderzoek of andere interventies in te stellen, wordt u daarover ook geïnformeerd. Meent u dat bemoeienis van VT toch nodig is, dan kunt u dat gemotiveerd aan VT aangeven. Daarbij valt te denken aan een veiligheidstaxatie en veiligheidsafspraken, en aan het organiseren van vervolghulp. Uitgangspunt is om tot een gezamenlijk gedragen besluit te komen over het noodzakelijke vervolg op een melding.

Professionele norm 3:
Biedt of organiseert de arts hulp om de betrokkene(n) te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld en constateert hij vervolgens dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt? Dan is het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld de professionele norm.

Toelichting op afwegingsvraag 5
Bij afwegingsvraag 5 staan de effecten van de geboden hulp centraal. Voorwaarde voor het organiseren van hulp is dat afgesproken is wie de verantwoordelijkheid op zich neemt om de effecten van de hulp te monitoren. De beantwoording van deze afwegingsvraag leidt tot een melding bij VT als u vaststelt dat de hulp onvoldoende resultaat oplevert: de onveiligheid (of het risico daarop) duurt voort, de onveiligheid herhaalt zich of de hulp stagneert. Daarbij gaat het om situaties waarin hulpverleners hulp bieden bij zorgen over onveiligheid én:

  • deze hulp binnen de gewenste termijn niet leidt tot de noodzakelijke resultaten ten aanzien van de veiligheid en het welzijn van het slachtoffer; en/of

  • de problematiek ernstiger of groter blijkt dan verwacht; en/of

  • de uitvoering van het veiligheids- en/of hulpverleningsplan is vastgelopen.

 Om deze laatste afwegingsvraag zorgvuldig te beantwoorden is het nodig dat binnen de hulpverlening die u biedt, duidelijke afspraken zijn gemaakt met de betrokkene(n) uit het (gezins)systeem en met andere betrokken hulpverleners. In die afspraken moet zijn vastgelegd:

  • aan welke doelen en resultaten wordt gewerkt;

  • binnen welke termijn die doelen en resultaten bereikt moeten zijn;

  • hoe en door wie wordt vastgesteld of de gewenste veiligheid voldoende is bereikt;

  • hoe en door wie de veiligheid gemonitord wordt en gedurende welke periode.

Zo nee, doe (opnieuw) een melding bij VT. Informeer zo mogelijk eerst de betrokkene(n) en vraag om een reactie op hetgeen u voornemens bent te gaan melden. Houd bij uw melding zo mogelijk rekening met die reactie. Weigert een slachtoffer van volwassenengeweld weloverwogen en in vrijheid om toestemming te geven voor een melding? Doe dan alleen een melding als er sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood. Maak met de betrokkene(n) en samenwerkingspartners afspraken over het volgen van toekomstige (on)veiligheid.

Afweging 5 sluit aan bij professionele norm 3:

Leidt de hulp binnen aanvaardbare of afgesproken tijd tot (herstel van) duurzame veiligheid en/of (herstel van) welzijn van de betrokkene(n)?
Afweging 5: resultaat