Onderzoek van de signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld
Bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld is het van groot belang dat u de signalen nader onderzoekt en deze zo feitelijk en volledig mogelijk vastlegt in het dossier van de patiënt. De omgang met het dossier wordt verder beschreven in onderdeel IV van deze meldcode. Beschuldigt de ene ouder de andere van kindermishandeling, dan is het extra belangrijk dat u ook de andere ouder bij het onderzoek betrekt, ook als die geen patiënt van u is. Zie daarvoor ook stap 3 van dit stappenplan.
Zo mogelijk en zo nodig onderzoekt u de patiënt (lichamelijk). Zie voor de regels over toestemming en informatie bij de behandeling van minderjarige kinderen de KNMG-Wegwijzer toestemming en informatie bij de behandeling van minderjarige kinderen. U houdt in het dossier zorgvuldig bij welke aanwijzingen u heeft, welke onderzoeken u met het oog daarop heeft gedaan en wat de uitkomsten daarvan waren. Daarbij maakt u duidelijk onderscheid tussen uw eigen bevindingen en die van anderen.
Kindcheck en mantelzorgverleningscheck
Soms verkeren volwassen patiënten in een situatie die ongewild een hoger risico met zich meebrengt voor de kinderen uit hun gezin of voor de volwassene die (voor mantelzorg) van hen afhankelijk is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om patiënten met (ernstige) psychiatrische- en/of verslavingsproblematiek of om patiënten die door de ernst van hun lichamelijke beperkingen een groter beroep doen op hun kinderen voor hulp. Daarom bepaalt de wet dat de meldcode een ‘kindcheck’ moet bevatten bij bepaalde volwassen patiënten.
De kindcheck houdt in dat u vraagt of onderzoekt of er in het gezin van de patiënt kinderen zijn die van hem afhankelijk zijn. Is dat het geval, dan legt u het aantal en de leeftijd van deze kinderen vast in het dossier van de patiënt. Daarbij noteert u ook of de patiënt de zorg voor zijn kinderen alleen draagt of dat zijn partner of anderen deze zorg met hem delen. U voert de kindcheck uit bij patiënten die verkeren in een dusdanige lichamelijke of geestelijke conditie of in dusdanige omstandigheden dat zij een risico kunnen vormen voor de veiligheid of de ontwikkeling van de kinderen die van hen afhankelijk zijn (er zijn ‘oudersignalen’). Het is aan uw eigen professionele inschatting om te besluiten wanneer een kindcheck noodzakelijk is.
De KNMG heeft ervoor gekozen om naast de wettelijk verplichte kindcheck, ook een mantelzorgverleningscheck in de meldcode op te nemen. De mantelzorgverleningscheck houdt in dat u vraagt of onderzoekt of er in de omgeving van uw patiënt personen zijn die voor mantelzorg van hem afhankelijk zijn. De mantelzorgverleningscheck voert u uit als u inschat dat de problemen van uw volwassen patiënt een risico vormen voor de veiligheid van degene aan wie hij mantelzorg verleent (er zijn ‘mantelzorgverlenersignalen’). Dit is bijvoorbeeld het geval als de patiënt ernstig overbelast of depressief is, als sprake is van verslavingsproblematiek, of als zijn draagkracht door gezondheidsklachten zodanig is aangetast dat dat een risico kan vormen voor de veiligheid van de persoon die hij verzorgt.
Specifieke aandachtspunten en acties na kindcheck en mantelzorgverleningscheck
Zijn er ‘oudersignalen’ of ‘mantelzorgverlenersignalen’, dan behoort u het stappenplan te volgen. Hierbij gelden de volgende specifieke aandachtspunten en acties. Bij stap 1 legt u de signalen vast die aanleiding geven tot twijfels over de veiligheid van derden die van uw patiënt afhankelijk zijn. Gaat het om kinderen, dan legt u de signalen vast die aanleiding geven tot twijfels over de gezonde ontwikkeling van die kinderen. Bij stap 3 voert u met de patiënt een gesprek over deze signalen. Bij stap 5 beslist u of u een melding doet bij Veilig Thuis en/of hulp verleent. Bij een eventuele melding doet u geen uitspraak over de feitelijke situatie van de kinderen en/of anderen die afhankelijk zijn van uw patiënt, als u deze personen niet zelf heeft gezien of te beperkt heeft gezien om u een oordeel over hun situatie te vormen. Wat u wel kunt melden, is dat de lichamelijke of geestelijke conditie en/of de omstandigheden waarin uw patiënt zich bevindt, een risico vormen voor de veiligheid en/of ontwikkeling van deze personen. En dat u daarom meent dat nader onderzoek van VT noodzakelijk is vanwege een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
Zie voor de kindcheck ook de Handleiding Kindcheck van Augeo.
Zie voor de mantelzorgverleningscheck ook de Richtlijn vermoeden van ouderenmishandeling in het medisch-specialistische zorgdomein, NVKG, november 2018.
U verzamelt alle aanwijzingen die uw vermoeden of constatering van kindermishandeling en/of huiselijk geweld kunnen onderbouwen of ontkrachten. Deze aanwijzingen legt u vast in het patiëntendossier. Bij oudersignalen doet u de kindcheck. Bij mantelzorgverlenersignalen doet u (ook) de mantelzorgverleningscheck.
Stap 1: Onderzoek, kindcheck en mantelzorgverleningscheck
Stappenplan (vermoeden van) kindermishandeling en huiselijk geweld
Onderzoek van de signalen van kindermishandeling of huiselijk geweld
Bij een vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld is het van groot belang dat u de signalen nader onderzoekt en deze zo feitelijk en volledig mogelijk vastlegt in het dossier van de patiënt. De omgang met het dossier wordt verder beschreven in onderdeel IV van deze meldcode. Beschuldigt de ene ouder de andere van kindermishandeling, dan is het extra belangrijk dat u ook de andere ouder bij het onderzoek betrekt, ook als die geen patiënt van u is. Zie daarvoor ook stap 3 van dit stappenplan.
Zo mogelijk en zo nodig onderzoekt u de patiënt (lichamelijk). Zie voor de regels over toestemming en informatie bij de behandeling van minderjarige kinderen de KNMG-Wegwijzer toestemming en informatie bij de behandeling van minderjarige kinderen. U houdt in het dossier zorgvuldig bij welke aanwijzingen u heeft, welke onderzoeken u met het oog daarop heeft gedaan en wat de uitkomsten daarvan waren. Daarbij maakt u duidelijk onderscheid tussen uw eigen bevindingen en die van anderen.
Kindcheck en mantelzorgverleningscheck
Soms verkeren volwassen patiënten in een situatie die ongewild een hoger risico met zich meebrengt voor de kinderen uit hun gezin of voor de volwassene die (voor mantelzorg) van hen afhankelijk is. Daarbij gaat het bijvoorbeeld om patiënten met (ernstige) psychiatrische- en/of verslavingsproblematiek of om patiënten die door de ernst van hun lichamelijke beperkingen een groter beroep doen op hun kinderen voor hulp. Daarom bepaalt de wet dat de meldcode een ‘kindcheck’ moet bevatten bij bepaalde volwassen patiënten.
De kindcheck houdt in dat u vraagt of onderzoekt of er in het gezin van de patiënt kinderen zijn die van hem afhankelijk zijn. Is dat het geval, dan legt u het aantal en de leeftijd van deze kinderen vast in het dossier van de patiënt. Daarbij noteert u ook of de patiënt de zorg voor zijn kinderen alleen draagt of dat zijn partner of anderen deze zorg met hem delen. U voert de kindcheck uit bij patiënten die verkeren in een dusdanige lichamelijke of geestelijke conditie of in dusdanige omstandigheden dat zij een risico kunnen vormen voor de veiligheid of de ontwikkeling van de kinderen die van hen afhankelijk zijn (er zijn ‘oudersignalen’). Het is aan uw eigen professionele inschatting om te besluiten wanneer een kindcheck noodzakelijk is.
De KNMG heeft ervoor gekozen om naast de wettelijk verplichte kindcheck, ook een mantelzorgverleningscheck in de meldcode op te nemen. De mantelzorgverleningscheck houdt in dat u vraagt of onderzoekt of er in de omgeving van uw patiënt personen zijn die voor mantelzorg van hem afhankelijk zijn. De mantelzorgverleningscheck voert u uit als u inschat dat de problemen van uw volwassen patiënt een risico vormen voor de veiligheid van degene aan wie hij mantelzorg verleent (er zijn ‘mantelzorgverlenersignalen’). Dit is bijvoorbeeld het geval als de patiënt ernstig overbelast of depressief is, als sprake is van verslavingsproblematiek, of als zijn draagkracht door gezondheidsklachten zodanig is aangetast dat dat een risico kan vormen voor de veiligheid van de persoon die hij verzorgt.
Specifieke aandachtspunten en acties na kindcheck en mantelzorgverleningscheck
Zijn er ‘oudersignalen’ of ‘mantelzorgverlenersignalen’, dan behoort u het stappenplan te volgen. Hierbij gelden de volgende specifieke aandachtspunten en acties. Bij stap 1 legt u de signalen vast die aanleiding geven tot twijfels over de veiligheid van derden die van uw patiënt afhankelijk zijn. Gaat het om kinderen, dan legt u de signalen vast die aanleiding geven tot twijfels over de gezonde ontwikkeling van die kinderen. Bij stap 3 voert u met de patiënt een gesprek over deze signalen. Bij stap 5 beslist u of u een melding doet bij Veilig Thuis en/of hulp verleent. Bij een eventuele melding doet u geen uitspraak over de feitelijke situatie van de kinderen en/of anderen die afhankelijk zijn van uw patiënt, als u deze personen niet zelf heeft gezien of te beperkt heeft gezien om u een oordeel over hun situatie te vormen. Wat u wel kunt melden, is dat de lichamelijke of geestelijke conditie en/of de omstandigheden waarin uw patiënt zich bevindt, een risico vormen voor de veiligheid en/of ontwikkeling van deze personen. En dat u daarom meent dat nader onderzoek van VT noodzakelijk is vanwege een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld.
Zie voor de kindcheck ook de Handleiding Kindcheck van Augeo.
Zie voor de mantelzorgverleningscheck ook de Richtlijn vermoeden van ouderenmishandeling in het medisch-specialistische zorgdomein, NVKG, november 2018.
U verzamelt alle aanwijzingen die uw vermoeden of constatering van kindermishandeling en/of huiselijk geweld kunnen onderbouwen of ontkrachten. Deze aanwijzingen legt u vast in het patiëntendossier. Bij oudersignalen doet u de kindcheck. Bij mantelzorgverlenersignalen doet u (ook) de mantelzorgverleningscheck.
Stap 1: Onderzoek, kindcheck en mantelzorgverleningscheck
Stappenplan (vermoeden van) kindermishandeling en huiselijk geweld