29 Het meldrecht voor Veilig Thuis staat in art. 5.2.6 Wmo 2015, voor de Raad voor de Kinderbescherming in art. 1:240 BW.
30 De meldplicht voor een GI die een OTS uitvoert, staat in artikel 7.3.11, vierde lid, Jeugdwet. Een arts kan overigens ook uit eigen beweging informatie aan de GI verstrekken. In dat geval geldt echter een meldrecht, en geen wettelijke plicht. Dit meldrecht is ook opgenomen in artikel 7.3.11, vierde lid, Jeugdwet.
31 De RvdK heeft ook andere taken, zoals adviseren in jeugdstrafzaken. Het meldrecht uit art. 1:240 BW strekt zich uit tot informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van alle taken van de RvdK. Het meldrecht jegens de RvdK gaat dus verder dan alleen onderzoeken waarbij sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling. Informatieverstrekking voor doelen die geen verband houden met mogelijke kindermishandeling, gaat het bestek van deze meldcode te buiten.
32 Dit stappenplan is ontleend aan het proefschrift van M.P. Sombroek-Van Doorm, Medisch beroepsgeheim en de zorgplicht van de arts bij kindermishandeling
33 Zie RTG Amsterdam 24 september 2021, ECLI:NL:TGZRAMS:2021:95.
34 De RvdK heeft ook andere taken, zoals adviseren in jeugdstrafzaken. Het meldrecht uit art. 1:240 BW strekt zich uit tot informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van alle taken van de RvdK. Het meldrecht jegens de RvdK gaat dus verder dan alleen onderzoeken waarbij sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling. Informatieverstrekking voor doelen die geen verband houden met mogelijke kindermishandeling, gaat het bestek van deze meldcode echter te buiten.
35 De jeugdbeschermer die namens de GI een OTS uitvoert, werd voorheen gezinsvoogd genoemd. De term jeugdbeschermer wordt echter ook gebruikt voor andere taken van de GI, zoals jeugdhulp in een vrijwillig kader, in geval van voogdij of in het kader van reclassering. Van belang is dus altijd te verifiëren welke rol de jeugdbeschermer van de GI vervult.
NB.
Door u verstrekte informatie wordt door Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming of de Gecertificeerde Instelling zo nodig gedeeld met anderen, zoals andere betrokken hulpverleners, RvdK, GI, Openbaar Ministerie of rechter. Langs die weg kunnen de betrokkenen informatie over elkaar vernemen die u mogelijk voor hen geheim hield. Zorg ervoor dat wat u vertelt, bij de betrokkenen bekend is.
Verstrek in reactie op het verzoek alle informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek naar of de aanpak van de kindermishandeling of het huiselijk geweld, of voor de OTS.
Wees terughoudend bij volwassenengeweld
Bij volwassenengeweld geldt dat wanneer het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid toestemming voor informatieverstrekking weigert, informatie alleen mag worden verstrekt indien en voor zover sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.
Geef bij voorkeur schriftelijk informatie. Als u mondeling informatie verstrekt, doet u dat onder de voorwaarde dat u eerst ter controle een conceptverslag van het gesprek krijgt toegestuurd, dat u nog mag aanpassen en aanvullen voordat de informatieverstrekking definitief is. Controleer of de informatie in het conceptverslag in redelijkheid voldoet aan de regels uit dit stappenplan. Het is raadzaam om in het verslag of in de schriftelijke informatieverstrekking te vermelden dat het doel van uw informatieverstrekking het laten onderzoeken of doen stoppen van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld is.
Verstrek uw informatie zo feitelijk en objectief mogelijk, zonder waardeoordelen.
Geef duidelijk aan wanneer u de feiten die u relevant acht voor de aan de orde zijnde vraag, heeft vastgesteld.
Spreek geen oordeel uit over de geschiktheid van de patiënt om een kind op te voeden of om mantelzorg te verlenen, of over de noodzaak om een (kinder)beschermingsmaatregel te treffen of anderszins in te grijpen. U mag wel informatie verstrekken over de gevolgen die een mogelijke ziekte van uw patiënt kan hebben op diens gedrag in relatie tot de veiligheid van anderen.
Blijf binnen uw eigen deskundigheidsgebied.
Wees volledig in uw feitenrelaas voor zover relevant en verstrek niet alleen informatie die een vermoeden kunnen bevestigen, maar ook feiten die een vermoeden zouden kunnen ontkrachten.
Leg in het patiëntendossier vast wie u om informatie heeft gevraagd en met welk doel, welke afweging u in het kader van bovenstaande vier stappen heeft gemaakt en welke informatie u heeft verstrekt.
Informeer de betrokkene(n) over de definitieve informatieverstrekking. Als u besluit om de betrokkene(n) niet te informeren, in verband met uw eigen veiligheid, de veiligheid van de patiënt of die van anderen, leg dat dan in het dossier zo concreet mogelijk vast.
Als u de betrokkene(n), ook na redelijke inspanningen (e-mail, telefoon. huisbezoek) niet heeft kunnen bereiken, leg dan uw inspanningen in het dossier vast en beschrijf waarom u besluit om toch stap 4 te zetten.
Lukt het niet om vooraf aan de betrokkene(n) te vertellen welke informatie u verstrekt? Doe dat dan zo snel mogelijk achteraf.
Vraag om een terugkoppeling van de uitkomsten van het onderzoek, maak vervolgafspraken en leg deze vast in het dossier.
Ga in gesprek met de betrokkene(n) bij de kindermishandeling, het huiselijk geweld of de OTS, tenzij de veiligheid van de patiënt, uzelf of anderen dit niet toelaat.
Vraag anoniem advies over de noodzaak van informatieverstrekking.
Recht of plicht om informatie te verstrekken
Als Veilig Thuis (VT) of de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om informatie vraagt, heeft u ondanks uw beroepsgeheim een wettelijk (meld)recht (geen wettelijke plicht) om deze instanties relevante informatie te verstrekken, ook als daarvoor geen toestemming wordt gegeven. Wel dient u af te wegen of het noodzakelijk is dat u informatie verstrekt en welke informatie u verstrekt. Dit met behulp van dit stappenplan.
Als de Gecertificeerde Instelling (GI) om informatie vraagt bent u wettelijk verplicht de gevraagde informatie te verstrekken voor zover die noodzakelijk is voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling (OTS). Een arts kan ook uit eigen beweging informatie aan de GI verstrekken. Daartoe bestaat een wettelijk recht. Van dit recht mag u gebruikmaken als u dat noodzakelijk acht voor een OTS, zo nodig ook zonder toestemming.
Het is niet noodzakelijk dat u zich als bevraagd arts ook zelf zorgen maakt om de veiligheid van de betrokken patiënt. Als VT of de RvdK een onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden van kindermishandeling (en/of als het verzoek van VT komt, eventueel ook huiselijk geweld) heeft ingesteld en als zij afdoende kunnen onderbouwen waarom de aanleiding daarvoor als ernstig kan worden beschouwd, mag u aannemen dat er sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld dat moet worden onderzocht of gestopt. U wordt dan geacht relevante informatie te verstrekken. Voor u als bevraagd arts is dat immers lastig zelf in te schatten. Het zou bovendien onwenselijk zijn om het al dan niet verstrekken van informatie volledig afhankelijk te maken van de toestemming van de betrokkene(n). Ook kan ‘ontlastende’ informatie zeer relevant zijn voor een onderzoek, terwijl de betrokkene(n) niet altijd kan/kunnen voorzien welke informatie ontlastend kan zijn en welke niet.
Zie verder bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Veilig Thuis vraagt informatie
Als Veilig Thuis (VT) u om informatie vraagt, beschouw dit verzoek dan als een signaal van (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Vraag VT of sprake is van een onderzoek naar (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Betreft het een dergelijk onderzoek, dan behoort VT de aard en de ernst van de (vermoedelijke) situatie toe te lichten. Gebeurt dat niet of onvoldoende, vraag daar dan naar.33 Overleg welke informatie voor het onderzoek noodzakelijk is. Ga na of er geen andere weg is om deze informatie te verkrijgen en vraag VT te motiveren waarom informatie van u als arts noodzakelijk is.
De Raad voor de Kinderbescherming vraagt informatie
Als Veilig Thuis na een melding tot de conclusie komt dat er sprake is van een situatie die noopt tot (al dan niet acuut) ingrijpen met een kinderbeschermingsmaatregel, dan zal VT de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) inschakelen. De RvdK kan in zeer spoedeisende gevallen overigens ook rechtstreeks benaderd worden. Een te treffen kinderbeschermingsmaatregel kan bijvoorbeeld een (voorlopige) ondertoezichtstelling zijn, al dan niet met uithuisplaatsing. Met het oog op een beslissing van de rechter stelt de RvdK dan een onderzoek in. In het kader van dat onderzoek kan de RvdK u om informatie vragen.
Vraag altijd in het kader waarvan en waartoe de RvdK informatie van u vraagt en vraag ook naar de aard en de ernst van de situatie. Dit om te verifiëren of het doel van de informatieverstrekking het onderzoeken of doen stoppen van (vermoedens van) kindermishandeling is.34 Ga ook na of er geen andere weg is om de daarvoor noodzakelijke informatie te verkrijgen. Vraag de RvdK daartoe te motiveren waarom informatie van u als arts noodzakelijk is.
De Gecertificeerde Instelling vraagt informatie
Als een jeugdbeschermer35 om informatie vraagt, onderzoek dan allereerst of dat in het kader van een ondertoezichtstelling (OTS) is en waarom, en welke informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de OTS.
Wat houdt een ondertoezichtstelling (OTS) in?
De kinderrechter kan op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming een OTS opleggen (art. 1: 255 BW) ‘indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.’
Doel van de OTS is om kinderen te beschermen die in hun ontwikkeling worden bedreigd of die veiligheidsrisico's lopen. De maatregel is erop gericht ouders te ondersteunen en te begeleiden. De OTS wordt uitgevoerd door een jeugdbeschermer van een Gecertificeerde Instelling. Deze verleent zelf geen jeugdhulp, maar zorgt ervoor dat de juiste hulp in het gezin wordt ingezet. De jeugdbeschermer kan aanwijzingen geven aan de ouder(s) met gezag. Deze ouders behouden zelf het gezag, maar zijn wel verplicht de aanwijzingen op te volgen.
Onderzoek of en zo ja, welke informatie noodzakelijk is voor de aanpak van de kindermishandeling en/of het huiselijk geweld of voor de uitvoering van een OTS en onderzoek of die informatie alleen van u kan worden verkregen.
Professionele norm 3
Een arts die in geval van een ondertoezichtstelling (OTS) door een jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling (GI) die namens de GI de OTS uitvoert, benaderd wordt met een verzoek om informatie over de onder toezicht gestelde minderjarige, over diens verzorging en opvoeding of over de ouders of voogd, verstrekt deze informatie voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Professionele norm 2
Een arts die door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) benaderd wordt met een verzoek over een patiënt om informatie in het kader van een lopend onderzoek waarbij sprake is van een redelijk vermoeden van kindermishandeling, verstrekt alle informatie die noodzakelijk is om het geweld te doen stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken. De arts doet dit in principe met medeweten van de betrokkene(n). Toestemming voor het verstrekken van informatie aan de RvdK is niet vereist.
De arts kan van informatieverstrekking aan de RvdK afzien in geval van gewichtige redenen die het belang van de patiënt of andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt betreffen. Dit kan alleen als dit belang zwaarder weegt dan het belang van het stoppen of onderzoeken van de (redelijke vermoedens van) kindermishandeling. In de belangenafweging is het belang van het kind altijd de eerste overweging.
Professionele norm 1
Een arts die door Veilig Thuis (VT) benaderd wordt met een verzoek om informatie over een patiënt in het kader van een lopend onderzoek naar (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld, verstrekt alle informatie die noodzakelijk is om de kindermishandeling en/of het huiselijk geweld te doen stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken. De arts doet dit in principe met medeweten van de betrokkene(n). Toestemming voor het verstrekken van informatie aan VT is niet vereist.
Betreft het verzoek volwassenengeweld en weigert het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid om toestemming voor informatieverstrekking te geven, dan verstrekt de arts alleen informatie indien en voor zover dat nodig is om ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood af te wenden.
De arts kan van informatieverstrekking afzien om gewichtige redenen die het belang van zijn patiënt of andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt betreffen. Dit kan alleen als dit belang zwaarder weegt dan het belang van het stoppen van de kindermishandeling en/of het huiselijk geweld. In de belangenafweging is het belang van het kind altijd de eerste overweging.
Als u de betrokkene(n) niet kunt bereiken
Van u wordt gevraagd om naar redelijkheid inspanningen te doen om in contact te komen met de betrokkene(n). Dit houdt in dat u – tenzij de tijd dat niet toelaat vanwege zwaarwegende belangen van anderen – ten minste een aantal pogingen tot contact doet. Wordt niet tijdig op uw oproepen gereageerd, dan maakt u de afweging of het, gelet op de ernst van de signalen, noodzakelijk is om toch informatie te verstrekken. U legt in het dossier vast wat u heeft ondernomen om de betrokkene(n) te bereiken en welke afwegingen u heeft gemaakt. Beslist u de pogingen tot contact voort te zetten, dan maakt u regelmatig opnieuw de hiervoor beschreven afweging. Beslist u om informatie te verstrekken zonder dat u de betrokkene(n) heeft kunnen spreken, dan informeert u de betrokkene(n) per aangetekende brief en/of per mail met een ontvangstbevestiging, inclusief een uitnodiging om contact met u op te nemen.
U kunt afzien van het informeren van de betrokkene(n) als u meent dat dat nodig is in verband met uw eigen veiligheid, de veiligheid van de patiënt of die van anderen. In dat geval noteert u dit zo concreet en onderbouwd mogelijk in het dossier.
Als u de betrokkene(n), ook na redelijke inspanningen (e-mail, telefoon. huisbezoek), niet kunt bereiken, leg dan uw inspanningen vast in het patiëntendossier en beschrijf waarom u besluit om toch stap 4 te zetten. Lukt het niet om vooraf aan de betrokkene(n) te vertellen wat u gaat zeggen, tegen wie en waarom? Doe het dan zo snel mogelijk achteraf.
Beschrijf welke informatie u voornemens bent te verstrekken en leg uit waarom u dat wilt doen.
Geef aan dat u in beginsel geacht wordt relevante informatie te verstrekken.
Vraag om een reactie, tenzij u de betrokkene(n) daarmee in een ernstig gewetensconflict brengt, bijvoorbeeld omdat u diegene(n) daardoor opzadelt met een last of schuld richting zijn/hun dierbaren. U volstaat in dat geval met de mededeling dat u als informant optreedt en welke informatie u gaat verstrekken.
Beoordeel of u tegemoet kunt komen aan eventuele bezwaren.
U hoeft dus geen toestemming te krijgen, maar uiteraard verdient het de voorkeur als de betrokkene(n) zich kan/kunnen vinden in de informatieverstrekking.
U beslist uiteindelijk zelf, op basis van de signalen én op basis van de eventuele reactie(s), over het al dan niet verstrekken van informatie.
Het is raadzaam om anoniem (dat wil zeggen: zonder tot de persoon herleidbare gegevens) advies te vragen aan een collega, de vertrouwensarts van Veilig Thuis en/of een jurist, alvorens tot informatieverstrekking over te gaan. Bijvoorbeeld over de vraag of de informatie waar VT of de Raad voor de Kinderbescherming om vraagt, uitsluitend bedoeld is voor een onderzoek naar (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling en in geval van VT eventueel ook huiselijk geweld en of de informatie die de jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling vraagt noodzakelijk is voor de OTS. Ook kan besproken worden of er niet toch een andere weg openstaat om de gewenste informatie te verkrijgen. Verder kunt u uiteraard advies vragen of de informatie die u voornemens bent te verstrekken, zou voldoen aan de wettelijke en professionele normen als bedoeld in dit stappenplan en aan de zorgvuldigheidseisen als hieronder omschreven bij stap 4.
Inleiding op het Stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van VT, RvdK of GI
U kunt door Veilig Thuis (VT), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of een Gecertificeerde Instelling (GI) die een ondertoezichtstelling (OTS) uitvoert, gevraagd worden om medische informatie over uw patiënt(en). Als de patiënt of zijn vertegenwoordiger(s) daarvoor geen toestemming geeft, kan of moet onder omstandigheden het beroepsgeheim toch worden doorbroken. De wet biedt daartoe mogelijkheden (meldrechten29). Voor het verstrekken van gegevens op verzoek van een GI geldt in geval van een OTS zelfs een wettelijke plicht tot het verstrekken van informatie die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de OTS.30
Ten aanzien van informatieverstrekking op verzoek van de RvdK is het belangrijk op te merken dat in onderstaand stappenplan alléén nader wordt gereguleerd wanneer en hoe gegevens op verzoek van de RvdK kunnen worden verstrekt in geval van (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Het stappenplan reguleert dus niet informatieverstrekking in het kader van andere taken van de RvdK.31
Uitgangspunt in de meldcode is steeds dat voor gegevensverstrekking zonder toestemming er een noodzaak moet zijn om een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te laten onderzoeken of om dergelijk geweld te doen stoppen. U moet dus niet alleen afwegen of voldaan is aan de wettelijke gronden, maar ook aan de professionele normen uit deze meldcode. Dat wil zeggen: dat u moet afwegen of voldaan is aan:
de genoemde noodzaak om een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te laten onderzoeken of om dergelijk geweld te doen stoppen; én
de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid, die bij doorbreking van het beroepsgeheim altijd een rol spelen.
Zie voor meer algemene informatie over bovenstaande meldrechten en meldplicht bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Professionele normen bij dit stappenplan
Het stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van VT, RvdK of GI helpt u om zorgvuldig af te wegen of en hoe u aan een verzoek om informatie van VT, de RvdK of GI kunt voldoen.32 VT en de RvdK hebben soms al toestemming van de betrokkene(n) gekregen om informatie bij u op te vragen. Dat is echter onvoldoende. De betrokkenen weten immers nog niet welke informatie u zult gaan verstrekken en overzien dat op voorhand ook meestal niet. Bovendien moet u afwegen welke informatie relevant is voor het doel van de informatieverstrekking.
Onderstaande professionele normen moet u bij een verzoek om informatie van een van de drie genoemde verzoekers in acht nemen. De normen geven nader invulling aan de wettelijke regels.
29 Het meldrecht voor Veilig Thuis staat in art. 5.2.6 Wmo 2015, voor de Raad voor de Kinderbescherming in art. 1:240 BW.
30 De meldplicht voor een GI die een OTS uitvoert, staat in artikel 7.3.11, vierde lid, Jeugdwet. Een arts kan overigens ook uit eigen beweging informatie aan de GI verstrekken. In dat geval geldt echter een meldrecht, en geen wettelijke plicht. Dit meldrecht is ook opgenomen in artikel 7.3.11, vierde lid, Jeugdwet.
31 De RvdK heeft ook andere taken, zoals adviseren in jeugdstrafzaken. Het meldrecht uit art. 1:240 BW strekt zich uit tot informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van alle taken van de RvdK. Het meldrecht jegens de RvdK gaat dus verder dan alleen onderzoeken waarbij sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling. Informatieverstrekking voor doelen die geen verband houden met mogelijke kindermishandeling, gaat het bestek van deze meldcode te buiten.
32 Dit stappenplan is ontleend aan het proefschrift van M.P. Sombroek-Van Doorm, Medisch beroepsgeheim en de zorgplicht van de arts bij kindermishandeling
33 Zie RTG Amsterdam 24 september 2021, ECLI:NL:TGZRAMS:2021:95.
34 De RvdK heeft ook andere taken, zoals adviseren in jeugdstrafzaken. Het meldrecht uit art. 1:240 BW strekt zich uit tot informatie die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van alle taken van de RvdK. Het meldrecht jegens de RvdK gaat dus verder dan alleen onderzoeken waarbij sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling. Informatieverstrekking voor doelen die geen verband houden met mogelijke kindermishandeling, gaat het bestek van deze meldcode echter te buiten.
35 De jeugdbeschermer die namens de GI een OTS uitvoert, werd voorheen gezinsvoogd genoemd. De term jeugdbeschermer wordt echter ook gebruikt voor andere taken van de GI, zoals jeugdhulp in een vrijwillig kader, in geval van voogdij of in het kader van reclassering. Van belang is dus altijd te verifiëren welke rol de jeugdbeschermer van de GI vervult.
NB.
Door u verstrekte informatie wordt door Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming of de Gecertificeerde Instelling zo nodig gedeeld met anderen, zoals andere betrokken hulpverleners, RvdK, GI, Openbaar Ministerie of rechter. Langs die weg kunnen de betrokkenen informatie over elkaar vernemen die u mogelijk voor hen geheim hield. Zorg ervoor dat wat u vertelt, bij de betrokkenen bekend is.
Geef bij voorkeur schriftelijk informatie. Als u mondeling informatie verstrekt, doet u dat onder de voorwaarde dat u eerst ter controle een conceptverslag van het gesprek krijgt toegestuurd, dat u nog mag aanpassen en aanvullen voordat de informatieverstrekking definitief is. Controleer of de informatie in het conceptverslag in redelijkheid voldoet aan de regels uit dit stappenplan. Het is raadzaam om in het verslag of in de schriftelijke informatieverstrekking te vermelden dat het doel van uw informatieverstrekking het laten onderzoeken of doen stoppen van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld is.
Verstrek uw informatie zo feitelijk en objectief mogelijk, zonder waardeoordelen.
Geef duidelijk aan wanneer u de feiten die u relevant acht voor de aan de orde zijnde vraag, heeft vastgesteld.
Spreek geen oordeel uit over de geschiktheid van de patiënt om een kind op te voeden of om mantelzorg te verlenen, of over de noodzaak om een (kinder)beschermingsmaatregel te treffen of anderszins in te grijpen. U mag wel informatie verstrekken over de gevolgen die een mogelijke ziekte van uw patiënt kan hebben op diens gedrag in relatie tot de veiligheid van anderen.
Blijf binnen uw eigen deskundigheidsgebied.
Wees volledig in uw feitenrelaas voor zover relevant en verstrek niet alleen informatie die een vermoeden kunnen bevestigen, maar ook feiten die een vermoeden zouden kunnen ontkrachten.
Leg in het patiëntendossier vast wie u om informatie heeft gevraagd en met welk doel, welke afweging u in het kader van bovenstaande vier stappen heeft gemaakt en welke informatie u heeft verstrekt.
Informeer de betrokkene(n) over de definitieve informatieverstrekking. Als u besluit om de betrokkene(n) niet te informeren, in verband met uw eigen veiligheid, de veiligheid van de patiënt of die van anderen, leg dat dan in het dossier zo concreet mogelijk vast.
Als u de betrokkene(n), ook na redelijke inspanningen (e-mail, telefoon. huisbezoek) niet heeft kunnen bereiken, leg dan uw inspanningen in het dossier vast en beschrijf waarom u besluit om toch stap 4 te zetten.
Lukt het niet om vooraf aan de betrokkene(n) te vertellen welke informatie u verstrekt? Doe dat dan zo snel mogelijk achteraf.
Vraag om een terugkoppeling van de uitkomsten van het onderzoek, maak vervolgafspraken en leg deze vast in het dossier.
Verstrek in reactie op het verzoek alle informatie die noodzakelijk is voor het onderzoek naar of de aanpak van de kindermishandeling of het huiselijk geweld, of voor de OTS.
Als u de betrokkene(n) niet kunt bereiken
Van u wordt gevraagd om naar redelijkheid inspanningen te doen om in contact te komen met de betrokkene(n). Dit houdt in dat u – tenzij de tijd dat niet toelaat vanwege zwaarwegende belangen van anderen – ten minste een aantal pogingen tot contact doet. Wordt niet tijdig op uw oproepen gereageerd, dan maakt u de afweging of het, gelet op de ernst van de signalen, noodzakelijk is om toch informatie te verstrekken. U legt in het dossier vast wat u heeft ondernomen om de betrokkene(n) te bereiken en welke afwegingen u heeft gemaakt. Beslist u de pogingen tot contact voort te zetten, dan maakt u regelmatig opnieuw de hiervoor beschreven afweging. Beslist u om informatie te verstrekken zonder dat u de betrokkene(n) heeft kunnen spreken, dan informeert u de betrokkene(n) per aangetekende brief en/of per mail met een ontvangstbevestiging, inclusief een uitnodiging om contact met u op te nemen.
U kunt afzien van het informeren van de betrokkene(n) als u meent dat dat nodig is in verband met uw eigen veiligheid, de veiligheid van de patiënt of die van anderen. In dat geval noteert u dit zo concreet en onderbouwd mogelijk in het dossier.
Als u de betrokkene(n), ook na redelijke inspanningen (e-mail, telefoon. huisbezoek), niet kunt bereiken, leg dan uw inspanningen vast in het patiëntendossier en beschrijf waarom u besluit om toch stap 4 te zetten. Lukt het niet om vooraf aan de betrokkene(n) te vertellen wat u gaat zeggen, tegen wie en waarom? Doe het dan zo snel mogelijk achteraf.
Wees terughoudend bij volwassenengeweld
Bij volwassenengeweld geldt dat wanneer het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid toestemming voor informatieverstrekking weigert, informatie alleen mag worden verstrekt indien en voor zover sprake is van ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood.
Beschrijf welke informatie u voornemens bent te verstrekken en leg uit waarom u dat wilt doen.
Geef aan dat u in beginsel geacht wordt relevante informatie te verstrekken.
Vraag om een reactie, tenzij u de betrokkene(n) daarmee in een ernstig gewetensconflict brengt, bijvoorbeeld omdat u diegene(n) daardoor opzadelt met een last of schuld richting zijn/hun dierbaren. U volstaat in dat geval met de mededeling dat u als informant optreedt en welke informatie u gaat verstrekken.
Beoordeel of u tegemoet kunt komen aan eventuele bezwaren.
U hoeft dus geen toestemming te krijgen, maar uiteraard verdient het de voorkeur als de betrokkene(n) zich kan/kunnen vinden in de informatieverstrekking.
U beslist uiteindelijk zelf, op basis van de signalen én op basis van de eventuele reactie(s), over het al dan niet verstrekken van informatie.
Ga in gesprek met de betrokkene(n) bij de kindermishandeling, het huiselijk geweld of de OTS, tenzij de veiligheid van de patiënt, uzelf of anderen dit niet toelaat.
Recht of plicht om informatie te verstrekken
Als Veilig Thuis (VT) of de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) om informatie vraagt, heeft u ondanks uw beroepsgeheim een wettelijk (meld)recht (geen wettelijke plicht) om deze instanties relevante informatie te verstrekken, ook als daarvoor geen toestemming wordt gegeven. Wel dient u af te wegen of het noodzakelijk is dat u informatie verstrekt en welke informatie u verstrekt. Dit met behulp van dit stappenplan.
Als de Gecertificeerde Instelling (GI) om informatie vraagt bent u wettelijk verplicht de gevraagde informatie te verstrekken voor zover die noodzakelijk is voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling (OTS). Een arts kan ook uit eigen beweging informatie aan de GI verstrekken. Daartoe bestaat een wettelijk recht. Van dit recht mag u gebruikmaken als u dat noodzakelijk acht voor een OTS, zo nodig ook zonder toestemming.
Het is niet noodzakelijk dat u zich als bevraagd arts ook zelf zorgen maakt om de veiligheid van de betrokken patiënt. Als VT of de RvdK een onderzoek naar aanleiding van een redelijk vermoeden van kindermishandeling (en/of als het verzoek van VT komt, eventueel ook huiselijk geweld) heeft ingesteld en als zij afdoende kunnen onderbouwen waarom de aanleiding daarvoor als ernstig kan worden beschouwd, mag u aannemen dat er sprake is van (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld dat moet worden onderzocht of gestopt. U wordt dan geacht relevante informatie te verstrekken. Voor u als bevraagd arts is dat immers lastig zelf in te schatten. Het zou bovendien onwenselijk zijn om het al dan niet verstrekken van informatie volledig afhankelijk te maken van de toestemming van de betrokkene(n). Ook kan ‘ontlastende’ informatie zeer relevant zijn voor een onderzoek, terwijl de betrokkene(n) niet altijd kan/kunnen voorzien welke informatie ontlastend kan zijn en welke niet.
Zie verder bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Veilig Thuis vraagt informatie
Als Veilig Thuis (VT) u om informatie vraagt, beschouw dit verzoek dan als een signaal van (een vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Vraag VT of sprake is van een onderzoek naar (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Betreft het een dergelijk onderzoek, dan behoort VT de aard en de ernst van de (vermoedelijke) situatie toe te lichten. Gebeurt dat niet of onvoldoende, vraag daar dan naar.33 Overleg welke informatie voor het onderzoek noodzakelijk is. Ga na of er geen andere weg is om deze informatie te verkrijgen en vraag VT te motiveren waarom informatie van u als arts noodzakelijk is.
De Raad voor de Kinderbescherming vraagt informatie
Als Veilig Thuis na een melding tot de conclusie komt dat er sprake is van een situatie die noopt tot (al dan niet acuut) ingrijpen met een kinderbeschermingsmaatregel, dan zal VT de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) inschakelen. De RvdK kan in zeer spoedeisende gevallen overigens ook rechtstreeks benaderd worden. Een te treffen kinderbeschermingsmaatregel kan bijvoorbeeld een (voorlopige) ondertoezichtstelling zijn, al dan niet met uithuisplaatsing. Met het oog op een beslissing van de rechter stelt de RvdK dan een onderzoek in. In het kader van dat onderzoek kan de RvdK u om informatie vragen.
Vraag altijd in het kader waarvan en waartoe de RvdK informatie van u vraagt en vraag ook naar de aard en de ernst van de situatie. Dit om te verifiëren of het doel van de informatieverstrekking het onderzoeken of doen stoppen van (vermoedens van) kindermishandeling is.34 Ga ook na of er geen andere weg is om de daarvoor noodzakelijke informatie te verkrijgen. Vraag de RvdK daartoe te motiveren waarom informatie van u als arts noodzakelijk is.
De Gecertificeerde Instelling vraagt informatie
Als een jeugdbeschermer35 om informatie vraagt, onderzoek dan allereerst of dat in het kader van een ondertoezichtstelling (OTS) is en waarom, en welke informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van de OTS.
Wat houdt een ondertoezichtstelling (OTS) in?
De kinderrechter kan op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming een OTS opleggen (art. 1: 255 BW) ‘indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.’
Doel van de OTS is om kinderen te beschermen die in hun ontwikkeling worden bedreigd of die veiligheidsrisico's lopen. De maatregel is erop gericht ouders te ondersteunen en te begeleiden. De OTS wordt uitgevoerd door een jeugdbeschermer van een Gecertificeerde Instelling. Deze verleent zelf geen jeugdhulp, maar zorgt ervoor dat de juiste hulp in het gezin wordt ingezet. De jeugdbeschermer kan aanwijzingen geven aan de ouder(s) met gezag. Deze ouders behouden zelf het gezag, maar zijn wel verplicht de aanwijzingen op te volgen.
Onderzoek of en zo ja, welke informatie noodzakelijk is voor de aanpak van de kindermishandeling en/of het huiselijk geweld of voor de uitvoering van een OTS en onderzoek of die informatie alleen van u kan worden verkregen.
Het is raadzaam om anoniem (dat wil zeggen: zonder tot de persoon herleidbare gegevens) advies te vragen aan een collega, de vertrouwensarts van Veilig Thuis en/of een jurist, alvorens tot informatieverstrekking over te gaan. Bijvoorbeeld over de vraag of de informatie waar VT of de Raad voor de Kinderbescherming om vraagt, uitsluitend bedoeld is voor een onderzoek naar (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling en in geval van VT eventueel ook huiselijk geweld en of de informatie die de jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling vraagt noodzakelijk is voor de OTS. Ook kan besproken worden of er niet toch een andere weg openstaat om de gewenste informatie te verkrijgen. Verder kunt u uiteraard advies vragen of de informatie die u voornemens bent te verstrekken, zou voldoen aan de wettelijke en professionele normen als bedoeld in dit stappenplan en aan de zorgvuldigheidseisen als hieronder omschreven bij stap 4.
Vraag anoniem advies over de noodzaak van informatieverstrekking.
Professionele norm 2
Een arts die door de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) benaderd wordt met een verzoek over een patiënt om informatie in het kader van een lopend onderzoek waarbij sprake is van een redelijk vermoeden van kindermishandeling, verstrekt alle informatie die noodzakelijk is om het geweld te doen stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken. De arts doet dit in principe met medeweten van de betrokkene(n). Toestemming voor het verstrekken van informatie aan de RvdK is niet vereist.
De arts kan van informatieverstrekking aan de RvdK afzien in geval van gewichtige redenen die het belang van de patiënt of andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt betreffen. Dit kan alleen als dit belang zwaarder weegt dan het belang van het stoppen of onderzoeken van de (redelijke vermoedens van) kindermishandeling. In de belangenafweging is het belang van het kind altijd de eerste overweging.
Professionele norm 3
Een arts die in geval van een ondertoezichtstelling (OTS) door een jeugdbeschermer van de Gecertificeerde Instelling (GI) die namens de GI de OTS uitvoert, benaderd wordt met een verzoek om informatie over de onder toezicht gestelde minderjarige, over diens verzorging en opvoeding of over de ouders of voogd, verstrekt deze informatie voor zover dat noodzakelijk is voor de uitvoering van de ondertoezichtstelling.
Professionele norm 1
Een arts die door Veilig Thuis (VT) benaderd wordt met een verzoek om informatie over een patiënt in het kader van een lopend onderzoek naar (een redelijk vermoeden van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld, verstrekt alle informatie die noodzakelijk is om de kindermishandeling en/of het huiselijk geweld te doen stoppen of een redelijk vermoeden daarvan te laten onderzoeken. De arts doet dit in principe met medeweten van de betrokkene(n). Toestemming voor het verstrekken van informatie aan VT is niet vereist.
Betreft het verzoek volwassenengeweld en weigert het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid om toestemming voor informatieverstrekking te geven, dan verstrekt de arts alleen informatie indien en voor zover dat nodig is om ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of de dood af te wenden.
De arts kan van informatieverstrekking afzien om gewichtige redenen die het belang van zijn patiënt of andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt betreffen. Dit kan alleen als dit belang zwaarder weegt dan het belang van het stoppen van de kindermishandeling en/of het huiselijk geweld. In de belangenafweging is het belang van het kind altijd de eerste overweging.
Inleiding op het Stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van VT, RvdK of GI
U kunt door Veilig Thuis (VT), de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK) of een Gecertificeerde Instelling (GI) die een ondertoezichtstelling (OTS) uitvoert, gevraagd worden om medische informatie over uw patiënt(en). Als de patiënt of zijn vertegenwoordiger(s) daarvoor geen toestemming geeft, kan of moet onder omstandigheden het beroepsgeheim toch worden doorbroken. De wet biedt daartoe mogelijkheden (meldrechten29). Voor het verstrekken van gegevens op verzoek van een GI geldt in geval van een OTS zelfs een wettelijke plicht tot het verstrekken van informatie die noodzakelijk is voor een goede uitvoering van de OTS.30
Ten aanzien van informatieverstrekking op verzoek van de RvdK is het belangrijk op te merken dat in onderstaand stappenplan alléén nader wordt gereguleerd wanneer en hoe gegevens op verzoek van de RvdK kunnen worden verstrekt in geval van (vermoedens van) kindermishandeling of huiselijk geweld. Het stappenplan reguleert dus niet informatieverstrekking in het kader van andere taken van de RvdK.31
Uitgangspunt in de meldcode is steeds dat voor gegevensverstrekking zonder toestemming er een noodzaak moet zijn om een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te laten onderzoeken of om dergelijk geweld te doen stoppen. U moet dus niet alleen afwegen of voldaan is aan de wettelijke gronden, maar ook aan de professionele normen uit deze meldcode. Dat wil zeggen: dat u moet afwegen of voldaan is aan:
de genoemde noodzaak om een redelijk vermoeden van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te laten onderzoeken of om dergelijk geweld te doen stoppen; én
de beginselen van subsidiariteit, proportionaliteit en doelmatigheid, die bij doorbreking van het beroepsgeheim altijd een rol spelen.
Zie voor meer algemene informatie over bovenstaande meldrechten en meldplicht bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Professionele normen bij dit stappenplan
Het stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van VT, RvdK of GI helpt u om zorgvuldig af te wegen of en hoe u aan een verzoek om informatie van VT, de RvdK of GI kunt voldoen.32 VT en de RvdK hebben soms al toestemming van de betrokkene(n) gekregen om informatie bij u op te vragen. Dat is echter onvoldoende. De betrokkenen weten immers nog niet welke informatie u zult gaan verstrekken en overzien dat op voorhand ook meestal niet. Bovendien moet u afwegen welke informatie relevant is voor het doel van de informatieverstrekking.
Onderstaande professionele normen moet u bij een verzoek om informatie van een van de drie genoemde verzoekers in acht nemen. De normen geven nader invulling aan de wettelijke regels.