Navigeer snel naar:

46 Bij het opstellen van deze lijst is mede gebruikgemaakt van het Amsterdams Protocol Kindermishandeling voor beroepskrachten die werken met kinderen tot 19 jaar en/of hun ouders, Protocol kindermishandeling 2010.

Extra tips voor gesprekken met jongeren

  • Zorg voor een rustige plaats en voldoende tijd.

  • Benoem concreet wat u bij de jongere waarneemt of heeft gezien, en vraag hem om daar iets meer over te vertellen.

  • Geef aan dat u niet geheim kunt houden wat de jongere vertelt, als de situatie niet veilig is voor hemzelf of voor anderen. Leg uit dat u het direct vertelt als u stappen gaat ondernemen en dat u de jongere zo veel mogelijk bij die stappen betrekt.

  • Luister naar de reactie van de jongere.

  • Vraag de jongere wat hij zelf wil.

  • Zorg dat de jongere in grote lijnen weet wat er gaat gebeuren en hoe u hem en anderen, zoals de ouders, hierin betrekt.

  • Spreek uw waardering uit: ‘Wat goed dat je me dit vertelt, dat is niet makkelijk.’

  • Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld plannen voor het weekend.

Extra tips voor gesprekken met kinderen tot 12 jaar

  • Bespreek alleen wat van belang is.

  • Ken uw beperkingen en laat het gesprek zo nodig voeren door een deskundige psycholoog of orthopedagoog.

  • Kies een rustig moment uit.

  • Ga op ooghoogte zitten van het kind.

  • Gebruik korte zinnen.

  • Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet voor het kind in.

  • Begin met open vragen: Wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie waren erbij toen dat gebeurde?

  • Wissel deze af met gesloten vragen: Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?

  • Vraag niet verder wanneer het kind niets wil of kan vertellen.

  • Geef het aan als u niet geheim kunt houden wat het kind vertelt en stem af wat u met de informatie doet.

  • Leg uit dat u met anderen gaat kijken hoe u het kind het beste kunt helpen.

  • Vraag het kind wat het zelf wil.

  • Leg het kind uit hoe het proces van besluitvorming eruitziet, zodat hij weet wat hij kan verwachten

  • Leg het kind uit dat u hem zo veel mogelijk op de hoogte houdt.

  • Leg nooit aan het kind zelf de verantwoordelijkheid op om te bepalen welke stappen er worden genomen.

  • Vertel het kind dat het heel knap is dat hij het allemaal zo goed kan vertellen.

  • Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.

Tips voor gesprekken met kinderen en jongeren

  • Bepaal van tevoren het doel van het gesprek.

  • Het is aan te raden om van tevoren met een orthopedagoog of psycholoog te bespreken hoe en onder welke omstandigheden het gesprek met het kind het beste kan plaatsvinden.

  • Laat een ander kind of een familielid niet tolken voor het kind; schakel zo nodig een andere tolk in.

  • Laat u zo nodig voorlichten over wat van belang is binnen de cultuur van het gezin waaruit het kind afkomstig is.

  • Luister goed naar het kind en neem het serieus.

  • Voer het gesprek met een open houding, oordeel niet, maak duidelijk dat het kind zich niet schuldig hoeft te voelen en stel vragen.

  • Vraag – als het een keuze heeft - wat het kind zelf wil en houd dan ook rekening met die keuze.

  • Sluit aan bij het bevattingsvermogen van het kind en bij datgene waar het kind of de jongere op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld een spel, een tekening, een interessegebied of een tentamenweek.

  • Bied steun en stel het kind op zijn gemak.

  • Raak het kind niet onnodig aan.

  • Maak geen langdurig oogcontact, want dat kan bedreigend zijn.

  • Dring er niet op aan om het alleen over uw zorgen te hebben.

  • Houd het tempo van het kind of de jongere aan: niet alles hoeft in één gesprek besproken te worden.

  • Laat het kind of de jongere niet merken dat u van het verhaal schrikt.

  • Val de ouder(s) (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af.

  • Houd rekening met loyaliteitsgevoelens.

  • Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen.

  • Gebruik de woorden van het kind of de jongere in uw vragen of samenvatting.

  • Vertel het kind of de jongere dat hij niet de enige is die zoiets meemaakt.

  • Stel geen waarom-vragen.

  • Besef dat gesprekken met kinderen invloed kunnen hebben op de mogelijkheden van een strafrechtelijke vervolging, bijvoorbeeld vanwege seksueel misbruik. Vraag bij twijfel over wat u wel en niet aan het kind kunt vragen, advies aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis.

Het melden van de hoofdboodschap
Benoem de feiten. Bijvoorbeeld als volgt:

  • ‘Mij valt op dat uw kind …’

  • ‘Het lijkt of uw kind …’

  • ‘Ik merk, ik hoor, ik zie, ik denk …’

  • ‘Uw kind is de laatste tijd wat stil (ongeconcentreerd, rumoerig, druk, afwezig, verdrietig, boos, gesloten) en daar maak ik me zorgen over.’

  • ‘Uw kind heeft de laatste tijd moeite met andere kinderen. Mij valt op …’

  • ‘Uw kind is de laatste tijd zo aanhankelijk en vraagt veel aandacht (heeft moeite met de regels). Is dat ook uw ervaring? Weet u misschien hoe dit komt?’

  • ‘Is er iets gaande in de omgeving van uw kind (vriendjes, op straat, familie) of in uw omgeving? Ik merk dat …’

  • ‘Het lijkt of uw kind gepest wordt (uitgescholden, bang is, straf krijgt, klem zit, gedwongen wordt, niet gelukkig is) en daar last van heeft. Wat merkt u daarvan?’

Mogelijke openingszinnen

  • ‘Uw kind gedraagt zich anders de laatste tijd en daar wil ik met u over praten.’

  • ‘Ik maak me zorgen over uw kind, omdat …’

Inhoud van het gesprek

  • Pas uw informatie aan op het bevattingsvermogen van de ouder(s).

  • Maak het doel van het gesprek duidelijk.

  • Vermijd het woord kindermishandeling. Benoem de signalen feitelijk en als iets waar u zorgen over heeft.

  • Geef ook aan wat wel goed gaat met het kind.

  • Vraag of de ouder(s) uw boodschap hebben begrepen, of zij uw waarnemingen herkennen en hoe ze deze verklaren.

  • Vraag hoe het thuis gaat met ouder(s) en kind.

  • Respecteer de deskundigheid van de ouder(s) als het om hun kind gaat.

  • Spreek de ouder(s) aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder(s).

  • Nodig de ouder(s) uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer).

  • Praat vanuit uzelf (ik zie dat …, ik merk dat …).

  • Vraag wat de ouder(s) ervan vinden dat u deze signalen en zorgen uit. Leg uit dat uw professionele verantwoordelijkheid maakt dat u stappen onderneemt.

  • Doe geen toezeggingen die u niet waar kunt maken.

  • Leg afspraken en besluiten na afloop kort en zakelijk vast en geef ouders een kopie.

  • Als de ouder(s) zich dreigend uitlaten, benoem dit dan en stop het gesprek.

  • Als de ouder(s) helemaal opgaan in hun eigen emoties, haal hen dan terug naar het hier en nu. Vraag bijvoorbeeld: ‘Moet er nog geld in de parkeermeter?’ Of: ‘Wilt u suiker of melk in de koffie?’

Attitude

  • Wees vriendelijk, open en geduldig.

  • Wees niet veroordelend of beschuldigend: u bent niet op zoek naar mogelijke daders.

  • Wees eerlijk en open, maar pas op voor vrijblijvendheid.

  • Kies een invalshoek die past bij de cultuur en gewoonten van het gezin.

Voorbereiding

  • Stel het doel van het gesprek vast: wat is de hoofdboodschap en wat is het vervolg (bijvoorbeeld inzetten van hulp of melden bij Veilig Thuis)?

  • Vraag eventueel een collega om samen met u het gesprek met de ouders te voeren, maar voorkom een overmacht aan personen. Spreek de rolverdeling af.

  • Bedenk dat het gesprek invloed kan hebben op een eventueel strafrechtelijk onderzoek, zoals bij seksueel misbruik. Vraag bij twijfel (anoniem) advies aan (de vertrouwensarts van) Veilig Thuis.

  • Schat de veiligheid van het kind en de medewerkers in.

  • Houd rekening met cultuurverschillen en laat u zo nodig voorlichten over de cultuur van het gezin.

  • Laat een kind of ander familielid niet tolken voor de ouders; schakel zo nodig een andere tolk in.

  • Ga na of er al hulp in het gezin is.

Bijlage 8 Tips voor gesprekken met ouders en kinderen46

Tips voor gesprekken met ouder(s)

46 Bij het opstellen van deze lijst is mede gebruikgemaakt van het Amsterdams Protocol Kindermishandeling voor beroepskrachten die werken met kinderen tot 19 jaar en/of hun ouders, Protocol kindermishandeling 2010.

Extra tips voor gesprekken met jongeren

  • Zorg voor een rustige plaats en voldoende tijd.

  • Benoem concreet wat u bij de jongere waarneemt of heeft gezien, en vraag hem om daar iets meer over te vertellen.

  • Geef aan dat u niet geheim kunt houden wat de jongere vertelt, als de situatie niet veilig is voor hemzelf of voor anderen. Leg uit dat u het direct vertelt als u stappen gaat ondernemen en dat u de jongere zo veel mogelijk bij die stappen betrekt.

  • Luister naar de reactie van de jongere.

  • Vraag de jongere wat hij zelf wil.

  • Zorg dat de jongere in grote lijnen weet wat er gaat gebeuren en hoe u hem en anderen, zoals de ouders, hierin betrekt.

  • Spreek uw waardering uit: ‘Wat goed dat je me dit vertelt, dat is niet makkelijk.’

  • Sluit het gesprek af met een luchtig onderwerp, bijvoorbeeld plannen voor het weekend.

Extra tips voor gesprekken met kinderen tot 12 jaar

  • Bespreek alleen wat van belang is.

  • Ken uw beperkingen en laat het gesprek zo nodig voeren door een deskundige psycholoog of orthopedagoog.

  • Kies een rustig moment uit.

  • Ga op ooghoogte zitten van het kind.

  • Gebruik korte zinnen.

  • Vraag belangstellend en betrokken, maar vul het verhaal niet voor het kind in.

  • Begin met open vragen: Wat is er gebeurd? Wanneer is het gebeurd? Waar heb je pijn? Wie waren erbij toen dat gebeurde?

  • Wissel deze af met gesloten vragen: Ben je gevallen? Heb je pijn? Ging je huilen? Vond je dat leuk of niet leuk?

  • Vraag niet verder wanneer het kind niets wil of kan vertellen.

  • Geef het aan als u niet geheim kunt houden wat het kind vertelt en stem af wat u met de informatie doet.

  • Leg uit dat u met anderen gaat kijken hoe u het kind het beste kunt helpen.

  • Vraag het kind wat het zelf wil.

  • Leg het kind uit hoe het proces van besluitvorming eruitziet, zodat hij weet wat hij kan verwachten

  • Leg het kind uit dat u hem zo veel mogelijk op de hoogte houdt.

  • Leg nooit aan het kind zelf de verantwoordelijkheid op om te bepalen welke stappen er worden genomen.

  • Vertel het kind dat het heel knap is dat hij het allemaal zo goed kan vertellen.

  • Stop het gesprek wanneer de aandacht bij het kind weg is.

Tips voor gesprekken met kinderen en jongeren

  • Bepaal van tevoren het doel van het gesprek.

  • Het is aan te raden om van tevoren met een orthopedagoog of psycholoog te bespreken hoe en onder welke omstandigheden het gesprek met het kind het beste kan plaatsvinden.

  • Laat een ander kind of een familielid niet tolken voor het kind; schakel zo nodig een andere tolk in.

  • Laat u zo nodig voorlichten over wat van belang is binnen de cultuur van het gezin waaruit het kind afkomstig is.

  • Luister goed naar het kind en neem het serieus.

  • Voer het gesprek met een open houding, oordeel niet, maak duidelijk dat het kind zich niet schuldig hoeft te voelen en stel vragen.

  • Vraag – als het een keuze heeft - wat het kind zelf wil en houd dan ook rekening met die keuze.

  • Sluit aan bij het bevattingsvermogen van het kind en bij datgene waar het kind of de jongere op dat moment mee bezig is, bijvoorbeeld een spel, een tekening, een interessegebied of een tentamenweek.

  • Bied steun en stel het kind op zijn gemak.

  • Raak het kind niet onnodig aan.

  • Maak geen langdurig oogcontact, want dat kan bedreigend zijn.

  • Dring er niet op aan om het alleen over uw zorgen te hebben.

  • Houd het tempo van het kind of de jongere aan: niet alles hoeft in één gesprek besproken te worden.

  • Laat het kind of de jongere niet merken dat u van het verhaal schrikt.

  • Val de ouder(s) (of andere belangrijke personen voor het kind) niet af.

  • Houd rekening met loyaliteitsgevoelens.

  • Let tijdens het gesprek goed op de non-verbale signalen.

  • Gebruik de woorden van het kind of de jongere in uw vragen of samenvatting.

  • Vertel het kind of de jongere dat hij niet de enige is die zoiets meemaakt.

  • Stel geen waarom-vragen.

  • Besef dat gesprekken met kinderen invloed kunnen hebben op de mogelijkheden van een strafrechtelijke vervolging, bijvoorbeeld vanwege seksueel misbruik. Vraag bij twijfel over wat u wel en niet aan het kind kunt vragen, advies aan de vertrouwensarts van Veilig Thuis.

Het melden van de hoofdboodschap
Benoem de feiten. Bijvoorbeeld als volgt:

  • ‘Mij valt op dat uw kind …’

  • ‘Het lijkt of uw kind …’

  • ‘Ik merk, ik hoor, ik zie, ik denk …’

  • ‘Uw kind is de laatste tijd wat stil (ongeconcentreerd, rumoerig, druk, afwezig, verdrietig, boos, gesloten) en daar maak ik me zorgen over.’

  • ‘Uw kind heeft de laatste tijd moeite met andere kinderen. Mij valt op …’

  • ‘Uw kind is de laatste tijd zo aanhankelijk en vraagt veel aandacht (heeft moeite met de regels). Is dat ook uw ervaring? Weet u misschien hoe dit komt?’

  • ‘Is er iets gaande in de omgeving van uw kind (vriendjes, op straat, familie) of in uw omgeving? Ik merk dat …’

  • ‘Het lijkt of uw kind gepest wordt (uitgescholden, bang is, straf krijgt, klem zit, gedwongen wordt, niet gelukkig is) en daar last van heeft. Wat merkt u daarvan?’

Mogelijke openingszinnen

  • ‘Uw kind gedraagt zich anders de laatste tijd en daar wil ik met u over praten.’

  • ‘Ik maak me zorgen over uw kind, omdat …’

Inhoud van het gesprek

  • Pas uw informatie aan op het bevattingsvermogen van de ouder(s).

  • Maak het doel van het gesprek duidelijk.

  • Vermijd het woord kindermishandeling. Benoem de signalen feitelijk en als iets waar u zorgen over heeft.

  • Geef ook aan wat wel goed gaat met het kind.

  • Vraag of de ouder(s) uw boodschap hebben begrepen, of zij uw waarnemingen herkennen en hoe ze deze verklaren.

  • Vraag hoe het thuis gaat met ouder(s) en kind.

  • Respecteer de deskundigheid van de ouder(s) als het om hun kind gaat.

  • Spreek de ouder(s) aan op hun verantwoordelijkheid als opvoeder(s).

  • Nodig de ouder(s) uit om te praten door open vragen te stellen (wie, wat, waar, hoe, wanneer).

  • Praat vanuit uzelf (ik zie dat …, ik merk dat …).

  • Vraag wat de ouder(s) ervan vinden dat u deze signalen en zorgen uit. Leg uit dat uw professionele verantwoordelijkheid maakt dat u stappen onderneemt.

  • Doe geen toezeggingen die u niet waar kunt maken.

  • Leg afspraken en besluiten na afloop kort en zakelijk vast en geef ouders een kopie.

  • Als de ouder(s) zich dreigend uitlaten, benoem dit dan en stop het gesprek.

  • Als de ouder(s) helemaal opgaan in hun eigen emoties, haal hen dan terug naar het hier en nu. Vraag bijvoorbeeld: ‘Moet er nog geld in de parkeermeter?’ Of: ‘Wilt u suiker of melk in de koffie?’

Attitude

  • Wees vriendelijk, open en geduldig.

  • Wees niet veroordelend of beschuldigend: u bent niet op zoek naar mogelijke daders.

  • Wees eerlijk en open, maar pas op voor vrijblijvendheid.

  • Kies een invalshoek die past bij de cultuur en gewoonten van het gezin.

Voorbereiding

  • Stel het doel van het gesprek vast: wat is de hoofdboodschap en wat is het vervolg (bijvoorbeeld inzetten van hulp of melden bij Veilig Thuis)?

  • Vraag eventueel een collega om samen met u het gesprek met de ouders te voeren, maar voorkom een overmacht aan personen. Spreek de rolverdeling af.

  • Bedenk dat het gesprek invloed kan hebben op een eventueel strafrechtelijk onderzoek, zoals bij seksueel misbruik. Vraag bij twijfel (anoniem) advies aan (de vertrouwensarts van) Veilig Thuis.

  • Schat de veiligheid van het kind en de medewerkers in.

  • Houd rekening met cultuurverschillen en laat u zo nodig voorlichten over de cultuur van het gezin.

  • Laat een kind of ander familielid niet tolken voor de ouders; schakel zo nodig een andere tolk in.

  • Ga na of er al hulp in het gezin is.

Tips voor gesprekken met ouder(s)

Bijlage 8 Tips voor gesprekken met ouders en kinderen46