Navigeer snel naar:
Informatieverstrekking op basis van conflict van plichten
Spreekplicht bij informatieverzoek in geval van een OTS
Informeren van de betrokkene(n)
Striktere criteria bij volwassenengeweld
Handvatten vanuit de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld
Recht om informatie te verstrekken over kindermishandeling en huiselijk geweld
Het beroepsgeheim van de arts
De zorgplicht van de arts
39 Zie voor informatie over de grondslagen voor doorbreking van het beroepsgeheim ook: KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, KNMG, Utrecht 2022.
40 De Jeugdwet kan van toepassing zijn op personen tot 23 jaar, zie art. 1.1 Jeugdwet.
41 Risico’s die ex art. 7.1.4.1 Jeugdwet reden kunnen zijn voor een melding aan de VIR zijn de volgende:
de jeugdige staat bloot aan geestelijk, lichamelijk of seksueel geweld, enige andere vernederende behandeling, of verwaarlozing;
de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende psychische problemen, waaronder verslaving aan alcohol, drugs of kansspelen;
de jeugdige heeft meer dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen;
de jeugdige is minderjarig en moeder of zwanger;
de jeugdige verzuimt veelvuldig van school of andere onderwijsinstelling, dan wel verlaat die voortijdig of dreigt die voortijdig te verlaten;
de jeugdige is niet gemotiveerd om door legale arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien;
de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende financiële problemen;
de jeugdige heeft geen vaste woon- of verblijfplaats;
de jeugdige is een gevaar voor anderen door lichamelijk of geestelijk geweld of ander intimiderend gedrag;
de jeugdige laat zich in met activiteiten die strafbaar zijn gesteld;
de ouders of andere verzorgers van de jeugdige schieten ernstig tekort in de verzorging of opvoeding van de jeugdige, of de jeugdige staat bloot aan risico’s die in bepaalde etnische groepen onevenredig vaak voorkomen.
Zie voor het verstrekken van informatie zonder toestemming aan politie en/of justitie ook onderdeel III van deze meldcode en de KNMG-Handreiking Beroepsgeheim en politie/justitie (2012).
Informatieverstrekking op basis van conflict van plichten
Als geen sprake is van toestemming, waarneming, rechtstreekse betrokkenheid of vertegenwoordiging en er ook geen spreekplicht of meldrecht geldt, kunt u zonder toestemming van de betrokkene(n) soms toch informatie delen als er sprake is van een conflict van plichten.
De criteria voor een beroep op een conflict van plichten zijn strenger dan de professionele normen uit deze meldcode. Die criteria zijn:
Alles is in het werk gesteld om toestemming van de patiënt te vragen of te krijgen.
U komt als arts in gewetensnood als u uw beroepsgeheim niet doorbreekt.
Zwijgen kan ernstige (verdere) schade opleveren.
Door het doorbreken van het beroepsgeheim wordt deze schade vrijwel zeker voorkomen.
Het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden.
U ziet geen andere weg om het probleem op te lossen dan met doorbreking van uw beroepsgeheim.
Als aan al deze zes criteria is voldaan, mag ook buiten de hierboven genoemde situaties het belang van een ander vóór het beroepsgeheim gaan. Dit betekent dat u dan mag besluiten om zonder toestemming van uw patiënt toch informatie met anderen te delen
Spreekplicht bij informatieverzoek in geval van een OTS
In artikel 7.3.11 lid 4 van de Jeugdwet is een spreekplicht opgenomen om een Gecertificeerde Instelling (GI) desgevraagd alle informatie te verstrekken die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling. Het betreft dan informatie over de onder toezicht gestelde minderjarige, over diens verzorging en opvoeding of over diens ouder(s) of voogd.
Doel van een ondertoezichtstelling (OTS) is om kinderen te beschermen die in hun ontwikkeling worden bedreigd of die veiligheidsrisico's lopen. De maatregel is erop gericht om ouders te ondersteunen en te begeleiden. Een OTS wordt op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming uitgesproken door de kinderrechter als de belangen van een kind ernstig worden bedreigd.
Informeren van de betrokkene(n)
In alle gevallen geldt dat u – vóórdat u gebruik maakt van een meldrecht – in beginsel contact zoekt met de betrokkene(n). U doet redelijke inspanningen om met de betrokkene(n) in contact te komen. U vertelt welke informatie u wilt verstrekken, wat dat betekent en wat het doel ervan is. Vervolgens vraagt u om een reactie. Maakt (een van) de betrokkene(n) bezwaar, dan bekijkt u hoe u hieraan tegemoet kunt komen.
Of u de informatieverstrekking bespreekt met de betrokkene(n), hangt af van de leeftijd en wilsbekwaamheid. Zie daarover verder stap 3 en 5 van het Stappenplan (vermoeden van) Kindermishandeling en huiselijk geweld (onderdeel I van deze meldcode).
U kunt besluiten om af te zien van voorafgaand contact over de informatieverstrekking:
als dit een risico oplevert voor de veiligheid of de gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt;
als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat u daardoor het contact met de patiënt verliest; of
als u vreest voor uw eigen veiligheid.
Als u hiertoe besluit, zoekt u later naar een geschikt moment om de betrokkene(n) alsnog in te lichten.
U legt in het dossier vast:
welke inschatting u heeft gemaakt en op basis waarvan;
welke acties u heeft ondernomen;
wie u daarover heeft geïnformeerd, wat de reactie was van de betrokkene(n) en of u tegemoet kon komen aan eventuele bezwaren van de betrokkene(n);
welke vervolgafspraken zijn gemaakt met de instantie waar informatie aan is verstrekt.
Striktere criteria bij volwassenengeweld
In deze meldcode gelden – ondanks het meldrecht – striktere criteria voor situaties waarin er sprake is van volwassenengeweld en het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid weigert om toestemming te geven voor gegevensverstrekking. In dat geval mag alleen informatie worden verstrekt indien en voor zover dat nodig is om ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of voor het leven van het (volwassen) slachtoffer af te wenden.
Met volwassenengeweld wordt in deze meldcode huiselijk geweld bedoeld waarbij geen kinderen betrokken zijn. Dat er bij volwassenengeweld meer terughoudendheid geboden is, komt voort uit de optiek van het zelfbeschikkingsrecht van volwassenen. De mate van kwetsbaarheid van het slachtoffer (bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, hoge leeftijd of zorgafhankelijkheid) moet daarbij overigens wel uitdrukkelijk worden meegewogen, omdat deze bij voorbaat de vrijheid en weloverwogenheid van de weigering onder druk zet.
Handvatten vanuit de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld
De meldcode biedt u als arts in het stappenplan handvatten voor het maken van de afweging of u wel of geen melding doet, als u vermoedens heeft van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Artikel 8 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en het daarmee samenhangende Besluit verplichte meldcode verplichten zorgaanbieders een dergelijke meldcode te hanteren. De meldcode geeft op die manier nader invulling aan het wettelijke meldrecht.
De handvatten zijn opgenomen in een aantal professionele normen. Daarnaast is er voor het melden op eigen initiatief een afwegingskader opgenomen in stap 5 van het Stappenplan (vermoeden van) Kindermishandeling en huiselijk geweld (onderdeel I van deze meldcode). Ook bevat de meldcode (in onderdeel II) vergelijkbare professionele normen en een stappenplan voor wanneer Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming of een Gecertificeerde Instelling u benadert met een verzoek om informatie over uw patiënt te verstrekken. Deze professionele normen en het stappenplan helpen u om af te wegen of en zo ja, welke informatie u in die gevallen zonder toestemming kunt of moet verstrekken.
De professionele normen in de meldcode zijn leidend bij de afweging die u van geval tot geval moet maken om te bepalen wanneer een melding noodzakelijk is en wanneer u het beroepsgeheim daarvoor dus opzij kunt zetten. Zij zijn minder strikt dan de criteria voor een conflict van plichten, die golden toen er nog geen wettelijke bepalingen rond het melden van kindermishandeling waren (zie onder ‘Informatieverstrekking op basis van conflict van plichten’). U hoeft dus geen beroep te doen op het conflict van plichten. Dit omdat er sprake is van een meldrecht, waarbij de professionele norm invulling geeft aan de afweging die u maakt voor de gebruikmaking van het meldrecht.
Recht om informatie te verstrekken over kindermishandeling en huiselijk geweld
In de wet zijn verschillende zogenoemde ‘meldrechten’ opgenomen.
Zo is in artikel 5.2.6 Wmo een meldrecht opgenomen voor het verstrekken van informatie aan Veilig Thuis (VT) zonder toestemming. Dit meldrecht geldt voor personen die een geheimhoudingsplicht hebben op grond van de wet of van een ambt of beroep (de zogenoemde geheimhouders). Dit recht werd in 2004 al geïntroduceerd, in de toenmalige Wet op de Jeugdzorg. Het houdt in dat personen met een beroepsgeheim – zonder toestemming van degene die het betreft en indien nodig met doorbreking van het beroepsgeheim – inlichtingen mogen verstrekken aan VT die noodzakelijk kunnen worden geacht om een situatie van kindermishandeling of huiselijk geweld te beëindigen, of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. Het meldrecht geldt niet alleen voor vermoedens van kindermishandeling, maar ook van huiselijk geweld. Het is bedoeld als een extra steun in de rug voor professionals met een beroepsgeheim.
Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (artikel 1:240 BW). Deze bepaling richt zich op gegevensverstrekking aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)en is breder van aard dan artikel 5.2.6 Wmo. Artikel 1:240 betreft alle informatie die ‘noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van de taken van de raad’. De RvdK heeft, behalve op het gebied van kindermishandeling, ook taken op het gebied van het omgangsrecht en het jeugdstrafrecht. Het meldrecht uit het BW is voor wat betreft deze meldcode beperkt tot onderzoeken van de RvdK waarbij sprake is van een redelijk vermoeden van kindermishandeling.
Daarnaast geldt er op grond van artikel 7.1.4.1 Jeugdwet ook een meldrecht voor het afgeven van een signaal aan de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Dit recht is er als er een redelijk vermoeden is dat een jeugdige40 in de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar volwassenheid wordt bedreigd door een of meer van de risico’s41 die in het betreffende wetsartikel worden genoemd. Deze meldcode bespreekt het recht om aan de VIR te melden voor zover het redelijke vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld betreft. Zie onderdeel I Stappenplan (vermoeden van) Kindermishandeling en huiselijk geweld, stap 4. Overigens geldt het meldrecht aan de VIR niet voor tandartsen en tandarts-specialisten.
Tot slot heeft de arts op basis van artikel 7.3.11 Jeugdwet een meldrecht als hij uit eigen beweging informatie aan een Gecertificeerde Instelling (GI) wil verstrekken, voor zover die informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling (OTS). Gaat het niet om verstrekking uit eigen beweging, maar om verstrekking op basis van een verzoek van de jeugdbeschermer die de OTS uitvoert , dan geldt een wettelijke verplichting. Zie hiervoor ook het kopje ‘Spreekplicht bij informatieverzoek in geval van een OTS’.
Het beroepsgeheim van de arts
Het beroepsgeheim is er, opdat de patiënt zich vrij voelt om een arts te bezoeken, zonder angst dat deze aan anderen doorvertelt wat de patiënt aan hem toevertrouwt. Het beroepsgeheim is er ook om de toegankelijkheid van de zorg in zijn algemeenheid veilig te stellen.
Onder het beroepsgeheim valt in de eerste plaats de informatie die de patiënt zelf aan u als arts heeft toevertrouwd. Maar ook andere informatie over de patiënt valt eronder. Bijvoorbeeld het feit dat de patiënt onder behandeling is, en andere feiten die u bij de uitoefening van uw beroep heeft vernomen, op welke wijze dan ook.
Het beroepsgeheim mag in beginsel alleen worden doorbroken als:
daarvoor toestemming is gegeven door de patiënt of diens vertegenwoordiger;
gegevens worden verstrekt aan een waarnemer (tenzij daartegen bezwaar wordt gemaakt);
gegevens worden verstrekt aan een persoon die rechtstreeks bij de behandelingsovereenkomst is betrokken (tenzij daartegen bezwaar wordt gemaakt);
de wet daartoe het recht geeft (meldrecht);
de wet daartoe verplicht (spreekplicht);
er sprake is van een zwaarwegend belang;
er sprake is van een conflict van plichten.39
De zorgplicht van de arts
Artsen hebben een zorgplicht voor hun patiënten. Die plicht is onder andere neergelegd in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Deze wet verlangt van u als arts dat u bij uw werkzaamheden ‘de zorg van een goed hulpverlener’ in acht neemt. Deze zorgplicht betekent onder meer dat u de patiënt die aan uw zorg is toevertrouwd, behoedt voor schade. Het opzettelijk verzaken van een zorgplicht is strafbaar. Artikel 255 Sr bepaalt: ‘Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie.’
De zorgplicht van u als arts brengt ook met zich mee dat u actie onderneemt als de kinderen of volwassenen die voor (mantel)zorg van uw patiënt afhankelijk zijn, schade kunnen ondervinden van de (psychische) ziekte waarvoor de patiënt uw hulp heeft ingeroepen. Dit geldt óók als u twijfelt of van kindermishandeling of huiselijk geweld sprake is. Uw actie heeft tot doel om vast te stellen of er inderdaad sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld en zo ja, wat daarvan de oorzaak is en hoe het geweld het beste kan worden gestopt. In sommige gevallen zult u uw patiënt tot (vrijwillige) hulpverlening kunnen bewegen. In dat geval is het zaak dat u een vinger aan de pols houdt en bewaakt dat het risico afdoende wordt afgewend. Als u dat niet zelf kunt doen, zult u zich ervan moeten vergewissen dat deze verantwoordelijkheid elders is belegd.
Vaak zal de problematiek uw eigen mogelijkheden als arts overstijgen. In dat geval is het van belang om overleg, samenwerking en afstemming te zoeken met andere hulpverleners of instanties. Als dat zonder toestemming moet gebeuren, kan uw beroepsgeheim in het gedrang komen. In deze bijlage wordt nader toegelicht hoe u met de regels over het beroepsgeheim kunt omgaan in relatie tot kindermishandeling en huiselijk geweld.
39 Zie voor informatie over de grondslagen voor doorbreking van het beroepsgeheim ook: KNMG-richtlijn Omgaan met medische gegevens, KNMG, Utrecht 2022.
40 De Jeugdwet kan van toepassing zijn op personen tot 23 jaar, zie art. 1.1 Jeugdwet.
41 Risico’s die ex art. 7.1.4.1 Jeugdwet reden kunnen zijn voor een melding aan de VIR zijn de volgende:
de jeugdige staat bloot aan geestelijk, lichamelijk of seksueel geweld, enige andere vernederende behandeling, of verwaarlozing;
de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende psychische problemen, waaronder verslaving aan alcohol, drugs of kansspelen;
de jeugdige heeft meer dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen;
de jeugdige is minderjarig en moeder of zwanger;
de jeugdige verzuimt veelvuldig van school of andere onderwijsinstelling, dan wel verlaat die voortijdig of dreigt die voortijdig te verlaten;
de jeugdige is niet gemotiveerd om door legale arbeid in zijn levensonderhoud te voorzien;
de jeugdige heeft meer of andere dan bij zijn leeftijd normaliter voorkomende financiële problemen;
de jeugdige heeft geen vaste woon- of verblijfplaats;
de jeugdige is een gevaar voor anderen door lichamelijk of geestelijk geweld of ander intimiderend gedrag;
de jeugdige laat zich in met activiteiten die strafbaar zijn gesteld;
de ouders of andere verzorgers van de jeugdige schieten ernstig tekort in de verzorging of opvoeding van de jeugdige, of de jeugdige staat bloot aan risico’s die in bepaalde etnische groepen onevenredig vaak voorkomen.
Zie voor het verstrekken van informatie zonder toestemming aan politie en/of justitie ook onderdeel III van deze meldcode en de KNMG-Handreiking Beroepsgeheim en politie/justitie (2012).
Informatieverstrekking op basis van conflict van plichten
Als geen sprake is van toestemming, waarneming, rechtstreekse betrokkenheid of vertegenwoordiging en er ook geen spreekplicht of meldrecht geldt, kunt u zonder toestemming van de betrokkene(n) soms toch informatie delen als er sprake is van een conflict van plichten.
De criteria voor een beroep op een conflict van plichten zijn strenger dan de professionele normen uit deze meldcode. Die criteria zijn:
Alles is in het werk gesteld om toestemming van de patiënt te vragen of te krijgen.
U komt als arts in gewetensnood als u uw beroepsgeheim niet doorbreekt.
Zwijgen kan ernstige (verdere) schade opleveren.
Door het doorbreken van het beroepsgeheim wordt deze schade vrijwel zeker voorkomen.
Het beroepsgeheim wordt zo min mogelijk geschonden.
U ziet geen andere weg om het probleem op te lossen dan met doorbreking van uw beroepsgeheim.
Als aan al deze zes criteria is voldaan, mag ook buiten de hierboven genoemde situaties het belang van een ander vóór het beroepsgeheim gaan. Dit betekent dat u dan mag besluiten om zonder toestemming van uw patiënt toch informatie met anderen te delen
Spreekplicht bij informatieverzoek in geval van een OTS
In artikel 7.3.11 lid 4 van de Jeugdwet is een spreekplicht opgenomen om een Gecertificeerde Instelling (GI) desgevraagd alle informatie te verstrekken die noodzakelijk kan worden geacht voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling. Het betreft dan informatie over de onder toezicht gestelde minderjarige, over diens verzorging en opvoeding of over diens ouder(s) of voogd.
Doel van een ondertoezichtstelling (OTS) is om kinderen te beschermen die in hun ontwikkeling worden bedreigd of die veiligheidsrisico's lopen. De maatregel is erop gericht om ouders te ondersteunen en te begeleiden. Een OTS wordt op verzoek van de Raad voor de Kinderbescherming uitgesproken door de kinderrechter als de belangen van een kind ernstig worden bedreigd.
Informeren van de betrokkene(n)
In alle gevallen geldt dat u – vóórdat u gebruik maakt van een meldrecht – in beginsel contact zoekt met de betrokkene(n). U doet redelijke inspanningen om met de betrokkene(n) in contact te komen. U vertelt welke informatie u wilt verstrekken, wat dat betekent en wat het doel ervan is. Vervolgens vraagt u om een reactie. Maakt (een van) de betrokkene(n) bezwaar, dan bekijkt u hoe u hieraan tegemoet kunt komen.
Of u de informatieverstrekking bespreekt met de betrokkene(n), hangt af van de leeftijd en wilsbekwaamheid. Zie daarover verder stap 3 en 5 van het Stappenplan (vermoeden van) Kindermishandeling en huiselijk geweld (onderdeel I van deze meldcode).
U kunt besluiten om af te zien van voorafgaand contact over de informatieverstrekking:
als dit een risico oplevert voor de veiligheid of de gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt;
als redelijkerwijs gevreesd moet worden dat u daardoor het contact met de patiënt verliest; of
als u vreest voor uw eigen veiligheid.
Als u hiertoe besluit, zoekt u later naar een geschikt moment om de betrokkene(n) alsnog in te lichten.
U legt in het dossier vast:
welke inschatting u heeft gemaakt en op basis waarvan;
welke acties u heeft ondernomen;
wie u daarover heeft geïnformeerd, wat de reactie was van de betrokkene(n) en of u tegemoet kon komen aan eventuele bezwaren van de betrokkene(n);
welke vervolgafspraken zijn gemaakt met de instantie waar informatie aan is verstrekt.
Striktere criteria bij volwassenengeweld
In deze meldcode gelden – ondanks het meldrecht – striktere criteria voor situaties waarin er sprake is van volwassenengeweld en het slachtoffer weloverwogen en in vrijheid weigert om toestemming te geven voor gegevensverstrekking. In dat geval mag alleen informatie worden verstrekt indien en voor zover dat nodig is om ernstig gevaar voor zwaar lichamelijk of psychisch letsel of voor het leven van het (volwassen) slachtoffer af te wenden.
Met volwassenengeweld wordt in deze meldcode huiselijk geweld bedoeld waarbij geen kinderen betrokken zijn. Dat er bij volwassenengeweld meer terughoudendheid geboden is, komt voort uit de optiek van het zelfbeschikkingsrecht van volwassenen. De mate van kwetsbaarheid van het slachtoffer (bijvoorbeeld door een verstandelijke beperking, hoge leeftijd of zorgafhankelijkheid) moet daarbij overigens wel uitdrukkelijk worden meegewogen, omdat deze bij voorbaat de vrijheid en weloverwogenheid van de weigering onder druk zet.
Handvatten vanuit de KNMG-meldcode Kindermishandeling en huiselijk geweld
De meldcode biedt u als arts in het stappenplan handvatten voor het maken van de afweging of u wel of geen melding doet, als u vermoedens heeft van kindermishandeling en/of huiselijk geweld. Artikel 8 van de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz) en het daarmee samenhangende Besluit verplichte meldcode verplichten zorgaanbieders een dergelijke meldcode te hanteren. De meldcode geeft op die manier nader invulling aan het wettelijke meldrecht.
De handvatten zijn opgenomen in een aantal professionele normen. Daarnaast is er voor het melden op eigen initiatief een afwegingskader opgenomen in stap 5 van het Stappenplan (vermoeden van) Kindermishandeling en huiselijk geweld (onderdeel I van deze meldcode). Ook bevat de meldcode (in onderdeel II) vergelijkbare professionele normen en een stappenplan voor wanneer Veilig Thuis, de Raad voor de Kinderbescherming of een Gecertificeerde Instelling u benadert met een verzoek om informatie over uw patiënt te verstrekken. Deze professionele normen en het stappenplan helpen u om af te wegen of en zo ja, welke informatie u in die gevallen zonder toestemming kunt of moet verstrekken.
De professionele normen in de meldcode zijn leidend bij de afweging die u van geval tot geval moet maken om te bepalen wanneer een melding noodzakelijk is en wanneer u het beroepsgeheim daarvoor dus opzij kunt zetten. Zij zijn minder strikt dan de criteria voor een conflict van plichten, die golden toen er nog geen wettelijke bepalingen rond het melden van kindermishandeling waren (zie onder ‘Informatieverstrekking op basis van conflict van plichten’). U hoeft dus geen beroep te doen op het conflict van plichten. Dit omdat er sprake is van een meldrecht, waarbij de professionele norm invulling geeft aan de afweging die u maakt voor de gebruikmaking van het meldrecht.
Recht om informatie te verstrekken over kindermishandeling en huiselijk geweld
In de wet zijn verschillende zogenoemde ‘meldrechten’ opgenomen.
Zo is in artikel 5.2.6 Wmo een meldrecht opgenomen voor het verstrekken van informatie aan Veilig Thuis (VT) zonder toestemming. Dit meldrecht geldt voor personen die een geheimhoudingsplicht hebben op grond van de wet of van een ambt of beroep (de zogenoemde geheimhouders). Dit recht werd in 2004 al geïntroduceerd, in de toenmalige Wet op de Jeugdzorg. Het houdt in dat personen met een beroepsgeheim – zonder toestemming van degene die het betreft en indien nodig met doorbreking van het beroepsgeheim – inlichtingen mogen verstrekken aan VT die noodzakelijk kunnen worden geacht om een situatie van kindermishandeling of huiselijk geweld te beëindigen, of een redelijk vermoeden daarvan te onderzoeken. Het meldrecht geldt niet alleen voor vermoedens van kindermishandeling, maar ook van huiselijk geweld. Het is bedoeld als een extra steun in de rug voor professionals met een beroepsgeheim.
Een vergelijkbare bepaling is opgenomen in het Burgerlijk Wetboek (artikel 1:240 BW). Deze bepaling richt zich op gegevensverstrekking aan de Raad voor de Kinderbescherming (RvdK)en is breder van aard dan artikel 5.2.6 Wmo. Artikel 1:240 betreft alle informatie die ‘noodzakelijk kan worden geacht voor de uitoefening van de taken van de raad’. De RvdK heeft, behalve op het gebied van kindermishandeling, ook taken op het gebied van het omgangsrecht en het jeugdstrafrecht. Het meldrecht uit het BW is voor wat betreft deze meldcode beperkt tot onderzoeken van de RvdK waarbij sprake is van een redelijk vermoeden van kindermishandeling.
Daarnaast geldt er op grond van artikel 7.1.4.1 Jeugdwet ook een meldrecht voor het afgeven van een signaal aan de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Dit recht is er als er een redelijk vermoeden is dat een jeugdige40 in de noodzakelijke condities voor een gezonde en veilige ontwikkeling naar volwassenheid wordt bedreigd door een of meer van de risico’s41 die in het betreffende wetsartikel worden genoemd. Deze meldcode bespreekt het recht om aan de VIR te melden voor zover het redelijke vermoedens van kindermishandeling en/of huiselijk geweld betreft. Zie onderdeel I Stappenplan (vermoeden van) Kindermishandeling en huiselijk geweld, stap 4. Overigens geldt het meldrecht aan de VIR niet voor tandartsen en tandarts-specialisten.
Tot slot heeft de arts op basis van artikel 7.3.11 Jeugdwet een meldrecht als hij uit eigen beweging informatie aan een Gecertificeerde Instelling (GI) wil verstrekken, voor zover die informatie noodzakelijk is voor de uitvoering van een ondertoezichtstelling (OTS). Gaat het niet om verstrekking uit eigen beweging, maar om verstrekking op basis van een verzoek van de jeugdbeschermer die de OTS uitvoert , dan geldt een wettelijke verplichting. Zie hiervoor ook het kopje ‘Spreekplicht bij informatieverzoek in geval van een OTS’.
Het beroepsgeheim van de arts
Het beroepsgeheim is er, opdat de patiënt zich vrij voelt om een arts te bezoeken, zonder angst dat deze aan anderen doorvertelt wat de patiënt aan hem toevertrouwt. Het beroepsgeheim is er ook om de toegankelijkheid van de zorg in zijn algemeenheid veilig te stellen.
Onder het beroepsgeheim valt in de eerste plaats de informatie die de patiënt zelf aan u als arts heeft toevertrouwd. Maar ook andere informatie over de patiënt valt eronder. Bijvoorbeeld het feit dat de patiënt onder behandeling is, en andere feiten die u bij de uitoefening van uw beroep heeft vernomen, op welke wijze dan ook.
Het beroepsgeheim mag in beginsel alleen worden doorbroken als:
daarvoor toestemming is gegeven door de patiënt of diens vertegenwoordiger;
gegevens worden verstrekt aan een waarnemer (tenzij daartegen bezwaar wordt gemaakt);
gegevens worden verstrekt aan een persoon die rechtstreeks bij de behandelingsovereenkomst is betrokken (tenzij daartegen bezwaar wordt gemaakt);
de wet daartoe het recht geeft (meldrecht);
de wet daartoe verplicht (spreekplicht);
er sprake is van een zwaarwegend belang;
er sprake is van een conflict van plichten.39
De zorgplicht van de arts
Artsen hebben een zorgplicht voor hun patiënten. Die plicht is onder andere neergelegd in de Wet op de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO). Deze wet verlangt van u als arts dat u bij uw werkzaamheden ‘de zorg van een goed hulpverlener’ in acht neemt. Deze zorgplicht betekent onder meer dat u de patiënt die aan uw zorg is toevertrouwd, behoedt voor schade. Het opzettelijk verzaken van een zorgplicht is strafbaar. Artikel 255 Sr bepaalt: ‘Hij die opzettelijk iemand tot wiens onderhoud, verpleging of verzorging hij krachtens wet of overeenkomst verplicht is, in een hulpeloze toestand brengt of laat, wordt gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste twee jaren of een geldboete van de vierde categorie.’
De zorgplicht van u als arts brengt ook met zich mee dat u actie onderneemt als de kinderen of volwassenen die voor (mantel)zorg van uw patiënt afhankelijk zijn, schade kunnen ondervinden van de (psychische) ziekte waarvoor de patiënt uw hulp heeft ingeroepen. Dit geldt óók als u twijfelt of van kindermishandeling of huiselijk geweld sprake is. Uw actie heeft tot doel om vast te stellen of er inderdaad sprake is van kindermishandeling of huiselijk geweld en zo ja, wat daarvan de oorzaak is en hoe het geweld het beste kan worden gestopt. In sommige gevallen zult u uw patiënt tot (vrijwillige) hulpverlening kunnen bewegen. In dat geval is het zaak dat u een vinger aan de pols houdt en bewaakt dat het risico afdoende wordt afgewend. Als u dat niet zelf kunt doen, zult u zich ervan moeten vergewissen dat deze verantwoordelijkheid elders is belegd.
Vaak zal de problematiek uw eigen mogelijkheden als arts overstijgen. In dat geval is het van belang om overleg, samenwerking en afstemming te zoeken met andere hulpverleners of instanties. Als dat zonder toestemming moet gebeuren, kan uw beroepsgeheim in het gedrang komen. In deze bijlage wordt nader toegelicht hoe u met de regels over het beroepsgeheim kunt omgaan in relatie tot kindermishandeling en huiselijk geweld.