Stap 5: Beslissen over melden via afwegingskader
Hoe moet ik melden?
Drie professionele normen en vijf afwegingsvragen
Combinatie van hulp en melding
Navigeer snel naar:
Doel van het afwegingskader
27 Sombroek-van Doorm M.P., Conway, D.M.A. Hoe betekenisvol is het participatierecht van het kind in de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2018)?, Tijdschrift voor Jeugdrecht, 2019, aflevering 3.
28 Zie hiervoor o.a. Modelrichtlijn voor hulpverleners over informatie en toestemming bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt en het Stappenplan bij beoordeling van wilsbekwaamheid, bijlage 8 resp. 9 van: Implementatie van de WGBO. Van wet naar praktijk. deel 2, Informatie en toestemming (KNMG, 2004).
Professionele norm 3:
als de arts die hulp biedt of organiseert om de betrokkene(n) te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld, constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.
Professionele norm 2:
in niet-acuut en/of niet-structureel onveilige situaties waarin de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of organiseren.
Professionele norm 1:
in gevallen van acute en/of structurele onveiligheid.
5. Leidt de hulp binnen aanvaardbare of afgesproken tijd tot (herstel van) duurzame veiligheid en/of (herstel van) welzijn van de betrokkene(n)?
4. Aanvaarden de betrokkenen hulp om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en zijn zij bereid en in staat om zich hiervoor in te zetten?
3. Ben ik in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en te monitoren?
2. Schat ik op basis van stap 1 tot en met 4 in dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid?
1. Heb ik op basis van stap 1 tot en met 4 nog steeds een vermoeden van (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?
Acties vastleggen in het patiëntendossier
U legt in het dossier van uw patiënt vast:
welke inschatting u heeft gemaakt en op basis waarvan;
welke acties u heeft ondernomen;
wie u over de melding heeft geïnformeerd, wat de reactie was van de betrokkene(n) en of u tegemoet kon komen aan eventuele bezwaren van de betrokkene(n);
als u de betrokkene(n) niet kon bereiken: welke pogingen u heeft ondernomen; en
welke vervolgafspraken u met VT en de betrokkene(n) heeft gemaakt.
Als u de betrokkene(n) niet kunt bereiken
Van u wordt gevraagd om naar redelijkheid inspanningen te doen om in contact te komen met de betrokkene(n). Dit houdt in dat u – tenzij de tijd dat niet toelaat vanwege zwaarwegende belangen van anderen – ten minste een aantal pogingen tot contact doet. Beslist u om te melden zonder dat u de betrokkene(n) heeft kunnen spreken, dan informeert u hen per aangetekende brief en/of per mail met ontvangstbevestiging, waarbij u hen tevens uitnodigt om contact met u op te nemen.
Afzien van contact
U kunt afzien van voorafgaand contact over de melding:
als dit een risico oplevert voor de veiligheid of de gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt;
als u vreest voor uw eigen veiligheid of die van collega’s; of
als u – na daartoe redelijke inspanningen te hebben gedaan – de betrokkene(n) niet tijdig kon bereiken.
Wilsonbekwame meerderjarigen
Is de patiënt meerderjarig en wilsonbekwaam ter zake van het doen van een melding, dan bespreekt u de melding ook met de (wettelijke) vertegenwoordiger, tenzij dit de vermoedelijke pleger is. Als u inschat dat de patiënt baat heeft bij voorlichting over de ingezette procedure, dan verstrekt u de informatie – afgestemd op het bevattingsvermogen – ook aan de patiënt zelf.28
Invulling geven aan het participatierecht van kinderen
Op grond van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) moet ieder kind vrijelijk zijn mening kunnen uiten in aangelegenheden die hem betreffen. Het recht van het kind om gehoord en serieus genomen te worden (participatierecht), vormt een van de fundamentele waarden van het IVRK. Een melding van kindermishandeling moet daarom van tevoren óók met de minderjarige zelf besproken worden. Dit tenzij dat door diens jonge leeftijd (jonger dan 3-4 jaar) of door specifieke problematiek van het kind niet mogelijk is. U weegt zelf af of het gesprek met het kind kan plaatsvinden met het kind alleen, in aanwezigheid van één of beide ouders of in aanwezigheid van een andere voor het kind vertrouwde persoon. U spreekt bij voorkeur ten minste eenmaal buiten aanwezigheid van de ouders met het kind.
Aan het participatierecht moet betekenisvol invulling worden gegeven.27 Dit houdt in dat het kind ten minste moet worden geïnformeerd over de stappen die u zet en waar die toe kunnen leiden, over waar het kind terecht kan met vragen, maar bijvoorbeeld ook over het recht van het kind om vrij van geweld op te groeien. Ook moet het kind worden aangemoedigd om actief zijn/haar mening te geven, moet u de mening van het kind uitdrukkelijk meewegen in uw besluitvorming en moet u aan het kind terugkoppelen wat u met de mening van het kind heeft gedaan. Ten slotte moet het kind ook uitdrukkelijk worden verteld dat en waar het bezwaar kan maken als het vindt dat zijn/haar mening onvoldoende is gevraagd en/of meegewogen. Zie ook de Website van de Augeo-foundation over het centraal stellen van het kind.
Afhankelijk van de leeftijd en de wilsbekwaamheid van het kind geldt daarnaast het volgende:
Is het kind jonger dan 12 jaar, dan bespreekt u de melding ook met de gezagdragende ouder(s) of voogd. Informatie die op grond van goed hulpverlenerschap vertrouwelijk moet blijven, bespreekt u niet met hen.
Is het kind 12 - 15 jaar, dan bespreekt u de melding ook met de gezagdragende ouder(s) of voogd. Informatie die geen verband houdt met de behandeling of die op grond van goed hulpverlenerschap vertrouwelijk moet blijven, deelt u niet met de ouders.
Is het kind 16 jaar of ouder, dan beoordeelt u of u de melding ook met de gezagdragende ouder(s) of voogd moet bespreken, omdat dat noodzakelijk is voor de veiligheid van het kind. Is dat aan de orde, dan overlegt u dit met het kind.
Is het kind wilsonbekwaam ter zake, dan bespreekt u de melding met de gezagdragende ouder(s) of voogd. Als uw inschatting is dat het kind baat kan hebben bij voorlichting over de ingezette procedure, dan verstrekt u de informatie – afgestemd op het bevattingsvermogen – ook aan het kind.
Melding bespreken met betrokkene(n)
Steeds geldt dat u – vóórdat u een melding doet – in beginsel contact zoekt met de betrokkene(n). U legt uit dat u een melding wilt doen, waarom en wat u wilt melden. Ook vertelt u wat er na een melding kan gebeuren en bij wie de betrokkene(n) terecht kan/kunnen voor vragen. Vervolgens vraagt u naar de wensen en behoeften van de betrokkene(n) en om een reactie op uw voornemen. Maakt (een van) de betrokkene(n) bezwaar tegen (aspecten van) de melding, dan gaat u daarover in gesprek en bekijkt u of, en zo ja hoe, u aan de bezwaren tegemoet kunt komen.
Aan de hand van deze vijf afwegingsvragen gaat u na of het noodzakelijk is om (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld te melden bij Veilig Thuis. Dit met inachtneming van de bovenstaande professionele normen. Twijfelt u, dan kunt u altijd opnieuw, conform stap 2, anoniem advies vragen aan (een vertrouwensarts van) VT of een deskundige collega.
Hoe moet ik melden?
Melden doet u schriftelijk of mondeling en bij voorkeur met medeweten van de betrokkene(n). Zie ook onder ‘Melding bespreken met betrokkenen’.
U geeft in uw melding aan Veilig Thuis expliciet aan of u de melding heeft kunnen bespreken met de betrokkene(n) en zo ja, met wie. U beperkt zich in de melding tot relevante informatie en tot feiten en gebeurtenissen, maar bent daarin wel zo volledig mogelijk. Ook geeft u het duidelijk aan als informatie van anderen afkomstig is. Als u mondeling meldt, vraag dan om een conceptverslag van het gesprek, waarop u akkoord mag geven alvorens de melding definitief wordt.
Let op:
Informatie die is verstrekt in de adviesfase komt niet automatisch terecht in de melding en maakt daar dus ook geen deel van uit, tenzij u daar uitdrukkelijk om vraagt. Als VT u de informatie uit de adviesfase verstrekt, verdient het aanbeveling deze eerst inhoudelijk te controleren. Ook moet u de betrokkene(n) in beginsel van tevoren inlichten, als u besluit dat informatie die verstrekt is in de adviesfase deel mag uitmaken van de melding (zie ook onder ‘Melding bespreken met betrokkene(n)’).
Door u verstrekte informatie kan door VT zo nodig worden gedeeld met anderen, zoals andere betrokken hulpverleners, RvdK, Gecertificeerde Instelling, politie, Openbaar Ministerie of rechter. Langs die weg kunnen betrokkenen, bijvoorbeeld alle gezinsleden die bij u in behandeling zijn, informatie over elkaar vernemen die u mogelijk niet aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zorg ervoor dat wat u vertelt, bij alle betrokkenen bekend is.
Slechts in uitzonderingssituaties, als dat noodzakelijk is voor de veiligheid van de betrokkene(n) of van uzelf, of voor de vertrouwensrelatie, doet u een melding anoniem. Anoniem melden beperkt de onderzoeksmogelijkheden voor VT vaak sterk. Zie voor nadere informatie daarover bijlage 3 Anoniem melden. Anoniem melden wil zeggen dat u een melding doet met als waarborg dat VT uw identiteit voor de betrokkene(n) geheim houdt. Bij stap 2 Anoniem advies aan VT en collega houdt u de casus wel altijd anoniem.
De vijf afwegingsvragen
Het afwegingskader omvat de volgende vijf afwegingsvragen:
Drie professionele normen en vijf afwegingsvragen
Het afwegingskader is gebaseerd op drie professionele normen die weergeven wanneer het doen van een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk wordt geacht. Het afwegingskader kent vijf afwegingsvragen.
De drie professionele normen
Het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld is de professionele norm:
Combinatie van hulp en melding
Sinds de komst van het afwegingskader in de meldcode (2018) heeft u in bepaalde gevallen niet meer de keuze tussen ofwel hulp organiseren ofwel melden bij Veilig Thuis, zoals dat in de meldcode uit 2015 bij stap 5a (monitoren) en stap 5b (melding bij Veilig Thuis) het geval was. Als uit het afwegingskader blijkt dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid, is de bedoeling dat u naast het organiseren van hulp (al dan niet mede door u zelf), óók een melding doet bij VT. Bij een melding overlegt VT met u of handelen van VT nodig is, naast de hulp die u mogelijk zelf al in gang heeft gezet. Daarnaast legt VT de informatie over de betrokkene(n) vast, zodat bij nieuwe meldingen de voorgeschiedenis kan worden meegewogen.
Doel van het afwegingskader
De wettelijke plicht om een afwegingskader op te nemen in de meldcode, is beschreven in het Besluit van 23 juni 2017 tot wijziging van het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Het doel van een afwegingskader is om de arts meer houvast te geven bij het nemen van beslissingen over het doen van een melding van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld bij Veilig Thuis (VT). Door het gebruik van het afwegingskader verwacht de wetgever ook de informatiepositie van VT te verbeteren. Hierdoor is VT beter en eerder in staat om structurele patronen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te herkennen en te helpen doorbreken.
27 Sombroek-van Doorm M.P., Conway, D.M.A. Hoe betekenisvol is het participatierecht van het kind in de KNMG-meldcode kindermishandeling en huiselijk geweld (2018)?, Tijdschrift voor Jeugdrecht, 2019, aflevering 3.
28 Zie hiervoor o.a. Modelrichtlijn voor hulpverleners over informatie en toestemming bij een meerderjarige wilsonbekwame patiënt en het Stappenplan bij beoordeling van wilsbekwaamheid, bijlage 8 resp. 9 van: Implementatie van de WGBO. Van wet naar praktijk. deel 2, Informatie en toestemming (KNMG, 2004).
Acties vastleggen in het patiëntendossier
U legt in het dossier van uw patiënt vast:
welke inschatting u heeft gemaakt en op basis waarvan;
welke acties u heeft ondernomen;
wie u over de melding heeft geïnformeerd, wat de reactie was van de betrokkene(n) en of u tegemoet kon komen aan eventuele bezwaren van de betrokkene(n);
als u de betrokkene(n) niet kon bereiken: welke pogingen u heeft ondernomen; en
welke vervolgafspraken u met VT en de betrokkene(n) heeft gemaakt.
Als u de betrokkene(n) niet kunt bereiken
Van u wordt gevraagd om naar redelijkheid inspanningen te doen om in contact te komen met de betrokkene(n). Dit houdt in dat u – tenzij de tijd dat niet toelaat vanwege zwaarwegende belangen van anderen – ten minste een aantal pogingen tot contact doet. Beslist u om te melden zonder dat u de betrokkene(n) heeft kunnen spreken, dan informeert u hen per aangetekende brief en/of per mail met ontvangstbevestiging, waarbij u hen tevens uitnodigt om contact met u op te nemen.
Afzien van contact
U kunt afzien van voorafgaand contact over de melding:
als dit een risico oplevert voor de veiligheid of de gezondheid van de patiënt of van andere personen uit de huiselijke kring van de patiënt;
als u vreest voor uw eigen veiligheid of die van collega’s; of
als u – na daartoe redelijke inspanningen te hebben gedaan – de betrokkene(n) niet tijdig kon bereiken.
Wilsonbekwame meerderjarigen
Is de patiënt meerderjarig en wilsonbekwaam ter zake van het doen van een melding, dan bespreekt u de melding ook met de (wettelijke) vertegenwoordiger, tenzij dit de vermoedelijke pleger is. Als u inschat dat de patiënt baat heeft bij voorlichting over de ingezette procedure, dan verstrekt u de informatie – afgestemd op het bevattingsvermogen – ook aan de patiënt zelf.28
Invulling geven aan het participatierecht van kinderen
Op grond van artikel 12 van het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind (IVRK) moet ieder kind vrijelijk zijn mening kunnen uiten in aangelegenheden die hem betreffen. Het recht van het kind om gehoord en serieus genomen te worden (participatierecht), vormt een van de fundamentele waarden van het IVRK. Een melding van kindermishandeling moet daarom van tevoren óók met de minderjarige zelf besproken worden. Dit tenzij dat door diens jonge leeftijd (jonger dan 3-4 jaar) of door specifieke problematiek van het kind niet mogelijk is. U weegt zelf af of het gesprek met het kind kan plaatsvinden met het kind alleen, in aanwezigheid van één of beide ouders of in aanwezigheid van een andere voor het kind vertrouwde persoon. U spreekt bij voorkeur ten minste eenmaal buiten aanwezigheid van de ouders met het kind.
Aan het participatierecht moet betekenisvol invulling worden gegeven.27 Dit houdt in dat het kind ten minste moet worden geïnformeerd over de stappen die u zet en waar die toe kunnen leiden, over waar het kind terecht kan met vragen, maar bijvoorbeeld ook over het recht van het kind om vrij van geweld op te groeien. Ook moet het kind worden aangemoedigd om actief zijn/haar mening te geven, moet u de mening van het kind uitdrukkelijk meewegen in uw besluitvorming en moet u aan het kind terugkoppelen wat u met de mening van het kind heeft gedaan. Ten slotte moet het kind ook uitdrukkelijk worden verteld dat en waar het bezwaar kan maken als het vindt dat zijn/haar mening onvoldoende is gevraagd en/of meegewogen. Zie ook de Website van de Augeo-foundation over het centraal stellen van het kind.
Afhankelijk van de leeftijd en de wilsbekwaamheid van het kind geldt daarnaast het volgende:
Is het kind jonger dan 12 jaar, dan bespreekt u de melding ook met de gezagdragende ouder(s) of voogd. Informatie die op grond van goed hulpverlenerschap vertrouwelijk moet blijven, bespreekt u niet met hen.
Is het kind 12 - 15 jaar, dan bespreekt u de melding ook met de gezagdragende ouder(s) of voogd. Informatie die geen verband houdt met de behandeling of die op grond van goed hulpverlenerschap vertrouwelijk moet blijven, deelt u niet met de ouders.
Is het kind 16 jaar of ouder, dan beoordeelt u of u de melding ook met de gezagdragende ouder(s) of voogd moet bespreken, omdat dat noodzakelijk is voor de veiligheid van het kind. Is dat aan de orde, dan overlegt u dit met het kind.
Is het kind wilsonbekwaam ter zake, dan bespreekt u de melding met de gezagdragende ouder(s) of voogd. Als uw inschatting is dat het kind baat kan hebben bij voorlichting over de ingezette procedure, dan verstrekt u de informatie – afgestemd op het bevattingsvermogen – ook aan het kind.
Melding bespreken met betrokkene(n)
Steeds geldt dat u – vóórdat u een melding doet – in beginsel contact zoekt met de betrokkene(n). U legt uit dat u een melding wilt doen, waarom en wat u wilt melden. Ook vertelt u wat er na een melding kan gebeuren en bij wie de betrokkene(n) terecht kan/kunnen voor vragen. Vervolgens vraagt u naar de wensen en behoeften van de betrokkene(n) en om een reactie op uw voornemen. Maakt (een van) de betrokkene(n) bezwaar tegen (aspecten van) de melding, dan gaat u daarover in gesprek en bekijkt u of, en zo ja hoe, u aan de bezwaren tegemoet kunt komen.
Aan de hand van deze vijf afwegingsvragen gaat u na of het noodzakelijk is om (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld te melden bij Veilig Thuis. Dit met inachtneming van de bovenstaande professionele normen. Twijfelt u, dan kunt u altijd opnieuw, conform stap 2, anoniem advies vragen aan (een vertrouwensarts van) VT of een deskundige collega.
Hoe moet ik melden?
Melden doet u schriftelijk of mondeling en bij voorkeur met medeweten van de betrokkene(n). Zie ook onder ‘Melding bespreken met betrokkenen’.
U geeft in uw melding aan Veilig Thuis expliciet aan of u de melding heeft kunnen bespreken met de betrokkene(n) en zo ja, met wie. U beperkt zich in de melding tot relevante informatie en tot feiten en gebeurtenissen, maar bent daarin wel zo volledig mogelijk. Ook geeft u het duidelijk aan als informatie van anderen afkomstig is. Als u mondeling meldt, vraag dan om een conceptverslag van het gesprek, waarop u akkoord mag geven alvorens de melding definitief wordt.
Let op:
Informatie die is verstrekt in de adviesfase komt niet automatisch terecht in de melding en maakt daar dus ook geen deel van uit, tenzij u daar uitdrukkelijk om vraagt. Als VT u de informatie uit de adviesfase verstrekt, verdient het aanbeveling deze eerst inhoudelijk te controleren. Ook moet u de betrokkene(n) in beginsel van tevoren inlichten, als u besluit dat informatie die verstrekt is in de adviesfase deel mag uitmaken van de melding (zie ook onder ‘Melding bespreken met betrokkene(n)’).
Door u verstrekte informatie kan door VT zo nodig worden gedeeld met anderen, zoals andere betrokken hulpverleners, RvdK, Gecertificeerde Instelling, politie, Openbaar Ministerie of rechter. Langs die weg kunnen betrokkenen, bijvoorbeeld alle gezinsleden die bij u in behandeling zijn, informatie over elkaar vernemen die u mogelijk niet aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zorg ervoor dat wat u vertelt, bij alle betrokkenen bekend is.
Slechts in uitzonderingssituaties, als dat noodzakelijk is voor de veiligheid van de betrokkene(n) of van uzelf, of voor de vertrouwensrelatie, doet u een melding anoniem. Anoniem melden beperkt de onderzoeksmogelijkheden voor VT vaak sterk. Zie voor nadere informatie daarover bijlage 3 Anoniem melden. Anoniem melden wil zeggen dat u een melding doet met als waarborg dat VT uw identiteit voor de betrokkene(n) geheim houdt. Bij stap 2 Anoniem advies aan VT en collega houdt u de casus wel altijd anoniem.
5. Leidt de hulp binnen aanvaardbare of afgesproken tijd tot (herstel van) duurzame veiligheid en/of (herstel van) welzijn van de betrokkene(n)?
4. Aanvaarden de betrokkenen hulp om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en zijn zij bereid en in staat om zich hiervoor in te zetten?
3. Ben ik in staat om effectieve hulp te bieden of te organiseren om (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld af te wenden en te monitoren?
2. Schat ik op basis van stap 1 tot en met 4 in dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid?
1. Heb ik op basis van stap 1 tot en met 4 nog steeds een vermoeden van (dreigende) kindermishandeling en/of huiselijk geweld?
De vijf afwegingsvragen
Het afwegingskader omvat de volgende vijf afwegingsvragen:
Professionele norm 3:
als de arts die hulp biedt of organiseert om de betrokkene(n) te beschermen tegen (het risico op) kindermishandeling en/of huiselijk geweld, constateert dat de onveiligheid niet stopt of zich herhaalt.
Professionele norm 2:
in niet-acuut en/of niet-structureel onveilige situaties waarin de arts meent dat hij, gelet op zijn competenties, verantwoordelijkheden en professionele grenzen, in onvoldoende mate effectieve hulp kan bieden of organiseren.
Professionele norm 1:
in gevallen van acute en/of structurele onveiligheid.
Drie professionele normen en vijf afwegingsvragen
Het afwegingskader is gebaseerd op drie professionele normen die weergeven wanneer het doen van een melding bij Veilig Thuis noodzakelijk wordt geacht. Het afwegingskader kent vijf afwegingsvragen.
De drie professionele normen
Het melden van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld is de professionele norm:
Combinatie van hulp en melding
Sinds de komst van het afwegingskader in de meldcode (2018) heeft u in bepaalde gevallen niet meer de keuze tussen ofwel hulp organiseren ofwel melden bij Veilig Thuis, zoals dat in de meldcode uit 2015 bij stap 5a (monitoren) en stap 5b (melding bij Veilig Thuis) het geval was. Als uit het afwegingskader blijkt dat er sprake is van acute of structurele onveiligheid, is de bedoeling dat u naast het organiseren van hulp (al dan niet mede door u zelf), óók een melding doet bij VT. Bij een melding overlegt VT met u of handelen van VT nodig is, naast de hulp die u mogelijk zelf al in gang heeft gezet. Daarnaast legt VT de informatie over de betrokkene(n) vast, zodat bij nieuwe meldingen de voorgeschiedenis kan worden meegewogen.
Doel van het afwegingskader
De wettelijke plicht om een afwegingskader op te nemen in de meldcode, is beschreven in het Besluit van 23 juni 2017 tot wijziging van het Besluit verplichte meldcode huiselijk geweld en kindermishandeling. Het doel van een afwegingskader is om de arts meer houvast te geven bij het nemen van beslissingen over het doen van een melding van (vermoedens van) kindermishandeling en/of huiselijk geweld bij Veilig Thuis (VT). Door het gebruik van het afwegingskader verwacht de wetgever ook de informatiepositie van VT te verbeteren. Hierdoor is VT beter en eerder in staat om structurele patronen van kindermishandeling en/of huiselijk geweld te herkennen en te helpen doorbreken.
Stap 5: Beslissen over melden via afwegingskader