24 (of bij een van de andere in de wet genoemde risicosignalen)
25 De jeugdbeschermer die namens de GI een OTS uitvoert, werd voorheen vaak gezinsvoogd De term jeugdbeschermer wordt echter ook gebruikt voor andere taken van de GI, zoals jeugdhulp in een vrijwillig kader, in geval van voogdij of in het kader van reclassering. Van belang is dus altijd te verifiëren welke rol de jeugdbeschermer vervult.
26 De Tweede Kamer nam eind 2021 een motie aan die de regering opriep om de wettelijke verplichting van het gebruik van de VIR uit de Jeugdwet te schrappen. De staatssecretaris heeft inmiddels besloten dat daadwerkelijk te doen. Gemiddeld duurt zo’n traject twee jaar. De ambtelijke voorbereiding van het wetsvoorstel start in 2023. Tot inwerkingtreding van de wet blijft het mogelijk om meldingen aan de VIR te doen. Daarvoor geldt overigens geen meldplicht, maar een meldrecht.
Overleg met andere betrokken professionals
Met name bij niet-acuut of niet-structureel onveilige situaties (zie daarover stap 5) kan het, voorafgaand aan een eventuele melding, zinvol zijn om te overleggen met andere professionals die bij het gezinssysteem betrokken zijn. Dit om uw vermoedens nader te onderzoeken.
Voor overleg met rechtstreeks bij de behandelingsovereenkomst betrokkenen of met een waarnemer, is geen toestemming nodig. Tussen u en deze personen geldt het beroepsgeheim immers niet. Rechtstreeks betrokkenen zijn personen die als één team op gelijke gerichte wijze betrokken zijn bij de uitvoering van dezelfde behandelingsovereenkomst met de patiënt.
Voor overleg met een professional met wie een verwijsrelatie bestaat, kunt u overleggen op basis van veronderstelde toestemming. Voorwaarde is dat de patiënt en/of diens vertegenwoordiger(s) van tevoren zijn geïnformeerd dat dergelijk overleg plaatsvindt en dat zij daar bezwaar tegen kunnen maken, maar dat niet hebben gedaan. Toestemming veronderstellen is niet mogelijk als het om extra privacygevoelige informatie gaat, zoals informatie over psychiatrische problematiek. Voor het delen van dergelijke informatie is dus expliciete toestemming nodig.
Voor overleg met andere bij de patiënt en/of diens gezin betrokken professionals dan de hierboven genoemde, zoals de leerkracht van school, de leidster van de kinderopvang of de maatschappelijk werker die betrokken is bij schuldhulpverlening, heeft u altijd expliciete toestemming nodig.
Stemt de patiënt en/of diens vertegenwoordiger niet in met overleg met een professional waar expliciete toestemming voor nodig is, dan kan dat overleg in beginsel niet plaatsvinden, tenzij voldaan is aan de criteria voor het conflict van plichten. Zie daarover bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Voor overleg met politie en/of justitie gelden bijzondere regels. Zie daarvoor onderdeel III Stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van politie/justitie.
Ook overleg met een jeugdbeschermer die een ondertoezichtstelling (OTS) uitvoert25, is onder omstandigheden mogelijk. Daarvoor gelden aparte regels. Deze regels zijn nader beschreven in onderdeel II Stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van VT, RvdK of GI.
De kinderrechter kan een OTS opleggen (art. 1: 255 BW) ‘indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.’
Doel van een OTS is om ouders te ondersteunen en te begeleiden.
Het is uw professionele afweging om te bepalen of overleg met een betrokken professional nodig is of niet. Een overweging kan zijn dat door overleg een melding wellicht nog kan worden voorkomen dan wel beter kan worden onderbouwd.
Signaal aan de Verwijsindex Risicojongeren (VIR)
U kunt – eventueel zonder toestemming – ook een signaal afgeven aan de VIR. Dit kunt u doen als er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling waarbij u het nodig vindt om na te gaan of er hulpverleners bij het gezin betrokken zijn die ook zorgen hebben over het kind of de kinderen. Op grond van artikel 7.1.4.1 Jeugdwet mag een signaal aan de VIR alleen worden afgegeven door personen of instanties die op grond van art. 7.1.1.2 Jeugdwet als meldingsbevoegde zijn aangewezen. Dat zijn onder andere huisartsen. Zie verder art. 7.1.2 en 7.1.3 Besluit Jeugdwet. 26 Tandartsen en tandarts-specialisten zijn dat niet.
Zoals gezegd is er voor het afgeven van een signaal aan de VIR niet altijd toestemming nodig. Wel heeft degene die meldt een informatieplicht richting de minderjarige en zo nodig diens vertegenwoordiger(s). Als er een eventuele ‘match’ is in de VIR, is vaak wel expliciete toestemming nodig voor verdere informatie-uitwisseling met de hulpverlener(s) waar de match mee is ontstaan. Zie voor meer informatie het kopje ‘Overleg met andere betrokken professionals’ en bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Stap 4: Zo nodig overleg met andere professionals en signaal aan VIR
U kunt, met in achtneming van de regels rond het beroepsgeheim, ook overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem betrokken zijn om uw vermoedens nader te onderzoeken.
U kunt ook een signaal afgeven aan de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Dit kan zonder toestemming als u een vermoeden van kindermishandeling heeft24 en wilt nagaan of er andere hulpverleners bij het gezin betrokken zijn die zorgen hebben over het kind/de kinderen.
24 (of bij een van de andere in de wet genoemde risicosignalen)
25 De jeugdbeschermer die namens de GI een OTS uitvoert, werd voorheen vaak gezinsvoogd De term jeugdbeschermer wordt echter ook gebruikt voor andere taken van de GI, zoals jeugdhulp in een vrijwillig kader, in geval van voogdij of in het kader van reclassering. Van belang is dus altijd te verifiëren welke rol de jeugdbeschermer vervult.
26 De Tweede Kamer nam eind 2021 een motie aan die de regering opriep om de wettelijke verplichting van het gebruik van de VIR uit de Jeugdwet te schrappen. De staatssecretaris heeft inmiddels besloten dat daadwerkelijk te doen. Gemiddeld duurt zo’n traject twee jaar. De ambtelijke voorbereiding van het wetsvoorstel start in 2023. Tot inwerkingtreding van de wet blijft het mogelijk om meldingen aan de VIR te doen. Daarvoor geldt overigens geen meldplicht, maar een meldrecht.
Overleg met andere betrokken professionals
Met name bij niet-acuut of niet-structureel onveilige situaties (zie daarover stap 5) kan het, voorafgaand aan een eventuele melding, zinvol zijn om te overleggen met andere professionals die bij het gezinssysteem betrokken zijn. Dit om uw vermoedens nader te onderzoeken.
Voor overleg met rechtstreeks bij de behandelingsovereenkomst betrokkenen of met een waarnemer, is geen toestemming nodig. Tussen u en deze personen geldt het beroepsgeheim immers niet. Rechtstreeks betrokkenen zijn personen die als één team op gelijke gerichte wijze betrokken zijn bij de uitvoering van dezelfde behandelingsovereenkomst met de patiënt.
Voor overleg met een professional met wie een verwijsrelatie bestaat, kunt u overleggen op basis van veronderstelde toestemming. Voorwaarde is dat de patiënt en/of diens vertegenwoordiger(s) van tevoren zijn geïnformeerd dat dergelijk overleg plaatsvindt en dat zij daar bezwaar tegen kunnen maken, maar dat niet hebben gedaan. Toestemming veronderstellen is niet mogelijk als het om extra privacygevoelige informatie gaat, zoals informatie over psychiatrische problematiek. Voor het delen van dergelijke informatie is dus expliciete toestemming nodig.
Voor overleg met andere bij de patiënt en/of diens gezin betrokken professionals dan de hierboven genoemde, zoals de leerkracht van school, de leidster van de kinderopvang of de maatschappelijk werker die betrokken is bij schuldhulpverlening, heeft u altijd expliciete toestemming nodig.
Stemt de patiënt en/of diens vertegenwoordiger niet in met overleg met een professional waar expliciete toestemming voor nodig is, dan kan dat overleg in beginsel niet plaatsvinden, tenzij voldaan is aan de criteria voor het conflict van plichten. Zie daarover bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
Voor overleg met politie en/of justitie gelden bijzondere regels. Zie daarvoor onderdeel III Stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van politie/justitie.
Ook overleg met een jeugdbeschermer die een ondertoezichtstelling (OTS) uitvoert25, is onder omstandigheden mogelijk. Daarvoor gelden aparte regels. Deze regels zijn nader beschreven in onderdeel II Stappenplan Informatieverstrekking op verzoek van VT, RvdK of GI.
De kinderrechter kan een OTS opleggen (art. 1: 255 BW) ‘indien een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.’
Doel van een OTS is om ouders te ondersteunen en te begeleiden.
Het is uw professionele afweging om te bepalen of overleg met een betrokken professional nodig is of niet. Een overweging kan zijn dat door overleg een melding wellicht nog kan worden voorkomen dan wel beter kan worden onderbouwd.
Signaal aan de Verwijsindex Risicojongeren (VIR)
U kunt – eventueel zonder toestemming – ook een signaal afgeven aan de VIR. Dit kunt u doen als er sprake is van een vermoeden van kindermishandeling waarbij u het nodig vindt om na te gaan of er hulpverleners bij het gezin betrokken zijn die ook zorgen hebben over het kind of de kinderen. Op grond van artikel 7.1.4.1 Jeugdwet mag een signaal aan de VIR alleen worden afgegeven door personen of instanties die op grond van art. 7.1.1.2 Jeugdwet als meldingsbevoegde zijn aangewezen. Dat zijn onder andere huisartsen. Zie verder art. 7.1.2 en 7.1.3 Besluit Jeugdwet. 26 Tandartsen en tandarts-specialisten zijn dat niet.
Zoals gezegd is er voor het afgeven van een signaal aan de VIR niet altijd toestemming nodig. Wel heeft degene die meldt een informatieplicht richting de minderjarige en zo nodig diens vertegenwoordiger(s). Als er een eventuele ‘match’ is in de VIR, is vaak wel expliciete toestemming nodig voor verdere informatie-uitwisseling met de hulpverlener(s) waar de match mee is ontstaan. Zie voor meer informatie het kopje ‘Overleg met andere betrokken professionals’ en bijlage 2 Beroepsgeheim en melden van kindermishandeling en huiselijk geweld.
U kunt, met in achtneming van de regels rond het beroepsgeheim, ook overleggen met andere hulpverleners die bij het (gezins)systeem betrokken zijn om uw vermoedens nader te onderzoeken.
U kunt ook een signaal afgeven aan de Verwijsindex Risicojongeren (VIR). Dit kan zonder toestemming als u een vermoeden van kindermishandeling heeft24 en wilt nagaan of er andere hulpverleners bij het gezin betrokken zijn die zorgen hebben over het kind/de kinderen.
Stap 4: Zo nodig overleg met andere professionals en signaal aan VIR